Eetstoornis? Het eetgedrag op kleuterleeftijd kan daar al op wijzen
Kleine kinderen met grote eetlust, ontwikkelen die later eetproblemen? Ja, daar is inderdaad een verhoogde kans op, blijkt uit nieuw onderzoek.
Het onderzoek is verschenen in The Lancet Child & Adolescent Health. De onderzoekers legden jongeren tussen de 12 en 14 jaar vragenlijsten voor waarmee ze hun ‘eetgedrag’ in kaart brachten. Daarbij is specifiek gevraagd naar symptomen van eetstoornissen. Zoals eetbui-symptomen, eten als reactie op emoties, maar ook ‘lijnen’ of ander ‘compensatiegedrag’ als het overslaan van maaltijden of overmatig sporten.
De onderzoekers combineerden deze gegevens vervolgens met data over het eetgedrag van dezelfde kinderen op vier- of vijfjarige leeftijd. Die data zijn destijds verschaft door hun ouders, in grote bevolkingsonderzoeken in Engeland en Rotterdam. In totaal deden er 3670 jongeren aan het onderzoek mee.
„Als de ouders over hun vier- of vijfjarigen destijds rapporteerden dat die, met een behoorlijk gevulde maag, een sterke neiging hadden tot méér eten zodra ze iets lekkers zagen, zagen we bij die kinderen op latere leeftijd inderdaad vaker symptomen van eetstoornissen”, vat onderzoekster Ivonne Derks de belangrijkste conclusies samen. Derks werkt aan het Instituut voor epidemiologie en gezondheid van de University College London, dat samen met Erasmus Universiteit Rotterdam het onderzoek verrichtte.
Erfelijke factoren
„Dat verband is niet op alle punten even sterk en varieert per eetstoornissymptoom”, voegt Derks eraan toe. Zo is het risico op lijnen 16 procent hoger, maar het risico op eetbui-symptomen 47 procent. Derks benadrukt dat dit relatieve cijfers zijn. „Het eetgedrag op jonge leeftijd is hooguit een van de vele verklarende factoren voor het eetgedrag op latere leeftijd.” Want er zijn veel meer zaken die ons eetgedrag beïnvloeden. Erfelijke factoren bijvoorbeeld, maar ook omgevings- of persoonlijkheidsfactoren.
Uit hetzelfde onderzoek blijkt ook dat kinderen met een ‘hoog verzadigingsniveau’ – die zich dus snel ‘vol’ voelden en langzamer aten – juist minder kans hebben op problematisch eetgedrag op latere leeftijd. Dat risico is 10 procent lager.
Geen verband werd aangetroffen tussen latere eetstoornissen bij wie als dreumesen vooral een ‘kieskeurige eter’ was; een kind dat weinig genoot van voedsel of door emoties juist minder ging eten.