Krijgt informateur Kim Putters de formatie volgende week uit de ontstane impasse?
Is het vormen van een extraparlementair kabinet het ei van Columbus, zoals Geert Wilders hoopt? Vanaf maandag hoort informateur Putters van de fractievoorzitters hoe zij dat zien.
„Informateur gaat eerst uitzoeken wat een extraparlementair kabinet is”, kopten meerdere nieuwssites sarcastisch, nadat Putters op 15 februari zijn eerste persconferentie had gegeven. Duidelijk is waar de kiem voor de spotlust werd gelegd: in het Kamerdebat over het stranden van de eerste formatieronde. Pieter Omtzigt wil niet in een meerderheidskabinet met de PVV, stelde Geert Wilders daarin vorige week terecht vast. De NSC’er wil wel verantwoordelijkheid nemen voor het landsbestuur. Omtzigt zag twee opties: meedoen aan een minderheidskabinet of aan een kabinet waarbij bewindspersonen worden geselecteerd die op basis van een werkdocument en op afstand van de Kamer aan de slag gaan; een zogenoemd extraparlementair kabinet.
VVD-leider Yeşilgöz liet op haar beurt weliswaar weten dat in dit stadium die laatste variant ook voor haar bespreekbaar is, maar daarmee zaten de twee nog lang niet op één lijn. Zo mag de coalitie die steun geeft aan het extraparlementaire kabinet wat Omtzigt betreft breder zijn dan alleen PVV, VVD, NSC en BBB. Of dat ook voor Yeşilgöz geldt, is twijfelachtig. Onduidelijk is ook hoe ze straks ministers willen selecteren: uit de politiek, uit het zakenleven of uit allebei. Als Omtzigt dat al wil. Diens bereidheid om bewindspersonen te leveren is vooralsnog niet bijster groot.
Alles bij elkaar is Putters aankondiging dat hij eerst enige precisering wil aanbrengen in de definitie dus zeker begrijpelijk. Ingewikkeld blijft het alleen wel. Wie de literatuur over kabinetsvormen erop naslaat, ziet al gauw dat bestuurscolleges in plaats van op één of twee wel op vijf criteria met elkaar vergeleken kunnen worden: 1) was het parlement betrokken bij de totstandkoming ervan, 2) zijn de kandidaat-bestuurders door de parlementaire fracties voorgedragen, 3) heeft het parlement (of een meerderheid ervan) voor de installatie het vertrouwen uitgesproken, 4) is er een coalitieakkoord en kan dat rekenen op een meerderheid en 5) is een meerderheid van het parlement in het college vertegenwoordigd. Alleen als aan geen van deze vijf criteria is voldaan, is er sprake van een extraparlementair kabinet in z’n meest pure vorm. Verder zijn er vooral veel grijstinten en mengvormen.
De kans dat partijen uitkomen op een extraparlementair kabinet pur sang is echter nihil. Sinds 2012 is het immers de Tweede Kamer zelf die bepaalt wie er informateur wordt en welke opdracht hij of zij meekrijgt. Daarmee is de parlementaire bemoeienis met de formatie een vanzelfsprekend gegeven, tenzij een formateur zich gaandeweg het proces plots ontpopt als solist en op eigen houtje een kabinet in elkaar knutselt. Heel aannemelijk is dat alleen niet.
Volgende week nodigt Putters alle fractievoorzitters uit voor vervolgoverleg. Wat hem daarna de meeste hoofdbrekens zal kosten is ongetwijfeld óf PVV, VVD, NSC en BBB bereid zijn de onderhandelingen te hervatten; meer dan de vraag over welk kabinet precies. Is het antwoord negatief, dan dreigt zijn inzet te mislukken. De formatie verkeert dan na de tussenronde nog steeds in een impasse.
Ook Wilders zal het weinig uitmaken onder welke naam een kabinet waarin hij een aandeel heeft de geschiedenisboeken zal ingaan, als het er maar komt. Als Omtzigt weigert mee te praten over de vorming van een extraparlementair kabinet en Yeşilgöz daarna een streep haalt door een minderheidskabinet van PVV, VVD en BBB, is de kans dat de PVV’er de regie over de formatie kwijtraakt levensgroot.