Kunnen wij in oorlogen en kampen méér zijn dan dieren met overlevingsdrift?
Leiden de oorlogen en strafkampen van totalitaire regimes tot een ontmenselijking die zelfs het beeld van God in de mens uitwist? Daar zijn vele voorbeelden van. Maar er zijn ook getuigenissen van het tegendeel.
Oorlog is gruwelijk. We zien het, bijvoorbeeld, aan de manier waarop Aleksej Navalny langzaam is doodgehongerd, ergens in een strafkamp in het hoge noorden van Rusland, dicht bij de poolcirkel. We zagen het al eerder, in al zijn meedogenloosheid, aan de beelden van het bloedbad van Boetsja, bijna een jaar geleden, waar Russische soldaten 500 burgers doodden.
Boetsja hoorde ik vorig jaar in één adem noemen met de Goelag en Auschwitz. Het was op de zomerconferentie van het Hersteld Hervormd Seminarium, die in het teken stond van het thema ”God en het lijden”. Gastspreekster was Katja Tolstaja, hoogleraar aan de Vrije Universiteit en toen nog Theologe des Vaderlands, en zij zaaide twijfel en verbijstering in een domein van snelle en vaak al te gemakkelijke antwoorden. Ze was er ook op gekleed: voor een gezelschap van stemmig geklede heren verscheen zij in een witte jurk, op zwarte, hooggehakte laarzen.
We hadden toen al lezingen gehad over verdrukkingen en vervolgingen en waren in afwachting van de antwoorden die de rector ’s avonds in een publieke lezing in de Elspeetse kerk zou verstrekken. Maar eerst kwamen de ontregeling en het ongemak.
De vraag die Tolstaja aan de orde stelde, luidde: Hoe betrouwbaar kan de theologie nog zijn na al het leed en de trauma’s die liggen opgesloten in de namen Goelag Archipel, Auschwitz, Boetsja?
Het centrale begrip in haar lezing was het woord ”ontmenselijking”. Ontmenselijking als gevolg van kampen, waar mensen zestien uur per dag zwaar lichamelijk werk moeten verrichten, nauwelijks te eten krijgen en aan zwaar fysiek geweld worden onderworpen. Binnen twee weken zijn ze gebroken en ontmenselijkt, is het beeld van God in hen vernietigd. Omlaaggegleden tot op de bodem van het leven, als levende doden. Wat blijft is niet meer dan de naakte strijd, met alle middelen, om het eigen voortbestaan. Er is een kwaad „voorbij de zondeval”, zo betoogde Tolstaja aan de hand van citaten van Primo Levi. Totalitaire regimes, met oorlogen als in Boetsja, en nu een kamp als Navalny’s strafkolonie IK-3, bewijzen het, en hun ideologie maskeren zij met een geseculariseerde theologie.
Wraak en haat
Ook ik was na die lezing in verwarring. Of het beeld van God in de mens verloren kan gaan, was tot dan een vraag die betrekking had op een manier van denken waarmee de mens een streep door zichzelf zet. Het klassieke werk op dit gebied is ”De afschaffing van de mens” van C.S. Lewis. We kunnen zozeer in de ban van een absoluut relativisme geraken, dat we geen grenzen meer erkennen, geen gebod, geen wet, geen gegevenheden. Als we de wet der natuur (ons geweten, ons Godsbesef) verlaten, menen we over de natuur te kunnen heersen en gaan we deze manipuleren.
Kan ook het gruwelijke lijden van een oorlog of in een kamp dat beeld van God in ons uitwissen, zodat er van ons niets overblijft dan een dier met overlevingsdrift?
Maar Josef Brodsky dan? Hij werd in 1964 veroordeeld tot vijf jaar dwangarbeid, waarvan hij achttien maanden doorbracht op een boerderij in het dorp Norenskaya. Maar hij keerde niet gebroken en vervuld van gevoelens van wraak en haat terug. Een dichtregel van Anna Achmatova („Jij beseft niet hoeveel jou is vergeven”) bewaarde hem voor de ontmenselijking van de grenzeloze wrok.
„Maar Brodsky was slechts verbannen geweest, en had altijd genoeg te eten gehad”, repliceerde Tolstaja, toen ik Brodsky in de discussie inbracht. Daar zat ik, zwaar gecorrigeerd.
Maar nu lees ik over Navalny dat hij tot kort voor zijn dood nog levensvreugde uitstraalde. En in een essay over Alexander Solzjenitsyn van de onvolprezen historicus Wim Berkelaar lees ik ook zoiets. Solzjenitsyn (1918-2008) was in mijn jonge jaren een beroemd dissident en schrijver, maar lijkt nu vergeten. Hij zat elf jaar in een strafkamp en schreef hét grote werk over de terreur onder Stalin: ”De Goelag Archipel”. Het opende velen in het Westen, soms wat laat, de ogen voor de ware aard van het communisme.
Maar dit grote werk is niet alleen een polemiek met het communisme, maar ook met Sjalamov. Terwijl Sjalamov tot de conclusie was gekomen dat álle mensen onder extreme omstandigheden in een wolf voor andere mensen veranderen, was het beeld van Solzjenitsyn veel genuanceerder. Er waren schurken én helden, zowel onder de gevangenen als onder de cipiers. En iets van dat beeld van God bleef ondanks alles behouden. „Zelfs in een hart dat gevangen is in de greep van het kwaad houdt een bruggenhoofdje van het goede stand. Zelfs in het allerbraafste hart is er een hoekje van onuitgeroeid kwaad.”
Wat een oorlog met ons doet, wat een verblijf in een kamp met ons doet – we houden ons hart vast, maar we weten het niet. Het verdient waarschijnlijk ook geen aanbeveling ons er nu al erg druk over te maken – hoeveel reëler de dreiging van een oorlog sinds maart 2022 ook is geworden. Corrie ten Boom liep in de oorlog met vergelijkbare vragen rond en was bang dat ze onder druk zou doorslaan. Maar haar vader hield haar voor dat zij erop mocht vertrouwen dat God op het juiste ogenblik voor kracht en standvastigheid zou zorgen.
De auteur is historicus en publicist, en doceert kerkgeschiedenis aan het Hersteld Hervormd Seminarium.