Landbelofte in de nieuwe bedeling
Een heilig land betekenen nog geen heilige grenzen. Geldt de bijbelse landbelofte ook voor deze tijd? Projectie van de omvang van de grenzen van het oude bijbelse Israël op het Israël van nu is voor de een een uitgemaakte zaak -de Bijbel zegt immers dat het land Kanaän tot een ”eeuwige bezitting” is gegeven-, voor de ander is het een ongeoorloofde vereenzelviging van de oude bedeling met de nieuwe. We verwachten een hémels Jeruzalem en Christus regeert als Koning over de gehéle aarde. Het aardse Jeruzalem heeft daarmee afgedaan. Een driegesprek met ds. W. J. J. Glashouwer, internationaal voorzitter van Christenen voor Israël, voormalig EH-docent drs. J. A. van Delden en oudtestamenticus dr. M. J. Paul.
Wie stelt dat de grenzen van de Bijbel ook voor deze tijd gelden, moet zich eerst afvragen of dat wel met zekerheid te zeggen is. Dr. Paul heeft in een eerder gepubliceerd artikel een aantal kaartjes laten afdrukken waaruit een redelijk betrouwbare benadering van het land Israël en zijn grenzen af te leiden valt. Hij hanteerde daarbij de Eufraat als noordgrens, en niet als oostgrens. Onder dat bijbelse Israël valt ook de Golanhoogte en de Westelijke Jordaanoever.
Ds. Glashouwer neemt zijn uitgangspunt in de tijd dat Israël onder Jozua het Beloofde Land binnentrok, waarna het land verdeeld werd zoals Mozes dat voorgeschreven had. Niet alleen het land ten westen van de Jordaan viel daaronder, maar ook de tweeënhalve stam die het Overjordaanse gedeelte betrok. Glashouwer legt de nadruk op het Beloofde Land dat Israël erfelijk zal mogen bezitten tot aan de komst van de Messias.
Van Delden: ”De grenzen van Israël waren variabel in die tijd. Ik wil vooral wijzen op de Messiaanse dimensie die uitgaat boven het Israël van het Oude Testament. Christus als Koning heerst over de hele aarde, en dan praten we niet meer over de grens van de Eufraat of de Nijl, maar dan zien we Christus’ koningschap uitgebreid over de gehele aarde.”
Zijn de grenzen van het bijbelse Israël heilig en eeuwig?
Glashouwer: ”Dat zijn buitengewoon lastige vragen, waar in de eerste plaats Israël zelf voor gesteld is. Ik vind dat allereerst Israël die zelf moet beantwoorden. Het is lang zo geweest dat Joden, in de diaspora levend, zich moesten laten gezeggen door wat die, veelal vijandige, christelijke omgeving ervan vond. Israël is nu in een nieuwe fase gekomen. Ze wonen weer in hun eigen land en moeten daarin zelf de weg vinden. Je hoort nu binnen Israël verschillende stemmen. Sommigen zeggen: Het is tegen Gods wil dat wij het Beloofde Land weer aan anderen zouden verkwanselen. Dat mogen we niet doen. Tegen Jozua werd gezegd dat hij en zijn volk hun voetzolen op het land moesten zetten. Daar waar zij in geloof zouden gaan, zou het hun door de Heere geschonken worden, en zouden ze de overwinning over de inwoners van het land behalen. Anderen zeggen: Er zijn aan de andere kant ook hogere waarden dan het bezit van het land, zoals het recht op leven en gerechtigheid. Dan komt de landbelofte op de tweede plaats. Aan de linkerzijde van het spectrum zie je Barak, die bereid was om 90 procent van het gebied van Judea en Samaria af te staan en een stuk van Jeruzalem. Aan de rechterkant tref je iemand als Sharon aan. Als je diep in het hart van Sharon kijkt, zal hij ”land voor vrede” afwijzen omdat het strijdt tegen zijn diepste religieuze overtuigingen.”
Van Delden: ”Moet je de ontzettende ballingschap van 1900 jaar, na de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70, niet zien in nauw verband met de afwijzing van de Messias? Ik kan de landbelofte niet los van het geloof van Israël zien. In de lange tijd van de grote ballingschap is God Zijn verbond niet ontrouw geweest. Israël heeft in 1948 het land gekregen, hoewel het daar geen bijbels recht op had. Het volk Israël verhardt zich nog steeds, zoals Paulus daarover spreekt.”
Paul: ”Het concrete veroveringsbevel van Jozua zou ik niet zomaar direct naar onze tijd transporteren. Ik ga wel uit van bepaalde grenzen, maar wat God belooft is niet zodanig dat je daar bij voorbaat je rechten op kunt laten gelden. God kan het recht op het land opschorten als Israël goddeloos handelt.”
Van Delden: ”Israël heeft zeker een politiek recht op een eigen bestaan. Dat staat voor mij buiten kijf. En ook geloof ik dat God Zijn verbond met Israël handhaaft, ook na het jaar 70: de verharding is slechts gedeeltelijk. Gezien ons christelijk verleden moeten we ook beseffen hoeveel kwaad christenen Joden hebben aangedaan. Maar dat betekent voor mij niet dat de Joden op grond van de Bijbel de Palestijnen het land uit mogen jagen.”
Maar Israël is toch het Beloofde Land? Dat betekent toch dat Israël recht heeft op dat land?
Van Delden: ”Maar zijn dat beloften voor alle tijden? We kunnen deze beloften niet losmaken van het leven naar Gods wil.”
Paul: ”God belooft dat er geen armoede zal zijn, maar we zien dat wel steeds in Israëls geschiedenis. De beloften worden dus niet altijd direct gerealiseerd.”
Glashouwer: ”We beleven nu de terugkeer uit de Romeinse ballingschap. Het valt me op dat Israël maar twee keer een ballingschap heeft meegemaakt: de Babylonische en de Romeinse. De profeet Jesaja profeteert dat de Heere het volk tweemaal uit een ballingschap zal terugvoeren. Die tweede maal is nu. De belofte aan Israël dat het weer op zijn eigen plek daar zal wonen is niet rechtstreeks gekoppeld aan de komst van Messias Jezus. Ze staat er echter wel mee in verband, want de wederkomst des Heeren is aanstaande. De terugkeer naar het Beloofde Land is niet afhankelijk van het geloof in Jezus de Messias. Jesaja profeteert zelfs dat ze ”doof en blind” van noord, zuid, oost en west zullen terugkeren. Wat dat betreft is er nog weinig veranderd, want het aantal Messiasbelijdende Joden in Israël is nog steeds heel gering. Maar het eeuwig verbond is nog steeds van kracht. God spreekt in het sluiten van het verbond met Abraham van een eeuwig verbond en Zijn belofte dat Hij dat land aan hem en zijn zaad zal geven, geldt nog steeds. Voor Israël is er echter slechts ware toekomst als het tot geloof en bekering komt en de Heere dient. Maar we zien juist dat Israël is teruggekeerd zonder het geloof in Messias Jezus. Dat stelt de kerk voor geweldige vragen. Want op grond waarvan brengt de Heere het volk terug? Is dat niet op grond van het eeuwige verbond, dat Hij van Zijn kant nog altijd met Israël houdt?”
U legt de nadruk op de eeuwige bezitting?
Glashouwer: ”Ja, maar een bezitting met vermelding van voorwaarden. Je kunt het vergelijken met een brommer die je aan je zoon belooft als hij zestien jaar is. Hij krijgt hem dan met al de papieren, maar als hij zich aan bijvoorbeeld snelheidsovertredingen schuldig maakt, kan de brommer voor straf een maand in de garage gezet worden. Je ontneemt het bezit tijdelijk. Maar het blijft zijn eigendom. Eens gegeven blijft gegeven. God zegt dat het land van Israël is, maar tegelijkertijd zegt Hij ook dat het ”Mijn land” is.
Is de staat Israël als een afgeleide van de landbelofte te beschouwen?
Glashouwer: ”Ja, maar wel zo dat op het nationale herstel het geestelijk herstel van Israël zal volgen. De gehele terugkeer is niet een doel op zichzelf, maar gericht op de voltooiing van iets waar we nog maar aan het begin van staan.”
Van Delden: ”Maar Israël heeft toch 1800 jaar overleefd zonder stad of land?”
Glashouwer: ”Je kunt natuurlijk wel overleven als volk, maar om echt te leven naar de belofte aan Abraham gedaan -een land, een volk en een zegen- moet je toch wonen in een land. En het wonen als volk in een land brengt nu eenmaal een of andere staatsvorm met zich mee.”
Van Delden: ”Het bijzondere is wel dat Israël ondanks de verstrooiing altijd herkenbaar is geweest. Er is altijd een afstammeling van David op de troon gebleven en de beloften zijn altijd verbonden met het Israël Gods. Maar de koppeling met het land zie ik niet. De gegevens uit het Nieuwe Testament hierover zijn buitengewoon schaars.”
Bent u het dan eens met prof. J. Douma, die stelde dat het Beloofde Land niet voor altijd en exclusief aan Israël toekomt en dat de belofte van het aardse Kanaän is vervangen door die van het geestelijke Kanaän?
Van Delden: ”De belofte die eerst voor het land Israël gold, is nu verbreed voor de gehele aarde.”
Paul: ”Maar wat doe je dan met die oudtestamentische profetieën over de terugkeer tot het land? Nadat Da Costa Christus leerde kennen, bleef hij toch zitten met veel concrete profetieën waar de kerk geen raad mee wist.”
Glashouwer: ”Er is in Israël altijd een unieke koppeling geweest van Heere, volk, vorstenhuis van David en het land. Van meet af is duidelijk dat deze combinatie ook tot heil van de ganse aarde zal zijn. Vanuit Jeruzalem zal de vrede de gehele aarde bedekken. De Heere wilde in Jeruzalem Zijn Naam doen wonen, en Hij wil dat nog altijd. Christus zal terugkomen op de Olijfberg. Daar is de Bijbel heel duidelijk over.”
Van Delden: ”Ik zie vooral het hémelse Jeruzalem op de aarde nederdalen. Ik vind het huidige Jeruzalem geen heilige plaats. De Rotskoepel hoort niet in de stad van God, in de synagoge wordt nog steeds de Heere Jezus verworpen. Vele kerken in Jeruzalem verkondigen allerlei poespas. Ik verwacht de stad die twaalf fundamenten heeft met daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam, en dat is wat anders dan het herstel dat er nu is. Ik hef mijn blik opwaarts en niet oostwaarts.”
Glashouwer: ”Maar de verkondiging van het heil dat in de hemel volkomen is, zal ook op aarde gerealiseerd worden. Er komt niet alleen een nieuwe hemel maar ook een nieuwe aarde. Dat het land Israël en de stad Jeruzalem een bijzondere plaats daarin zullen innemen, is zonneklaar.”
Paul: ”Ik zou op de concrete taal van de oudtestamentische profetieën willen wijzen. Zacharia zegt duidelijk dat de heidenen zullen optrekken naar Jeruzalem. Je kunt wel zeggen dat het gaat om het geestelijke Jeruzalem, maar het Oude Testament vult dat wel concreet anders in. Het is me opgevallen dat Calvijn deze profetieën vaak afdoet als beeldspraak en oudtestamentisch taalgebruik, maar dan spreekt hij zichzelf vaak tegen.”
Lijkt de opvatting van Douma toch niet veel op vervangingstheologie als hij zegt dat het aardse Kanaän vervangen is door het hemelse en geestelijke Kanaän?
Van Delden: ”De stelling dat de kerk in plaats van Israël is gekomen, is uit den boze. De kerk is wel uit Israël voortgekomen. Maar ik zie de regering van Christus niet gebonden aan dat kleine stukje land of aan een aardse stad. Christus’ rijk omvat de gehele aarde en is alle gelovigen toegewezen. In de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde zal het hemelse Jeruzalem het centrum zijn. Sommige oudtestamentische profetieën wekken de indruk dat het om een aards koninkrijk gaat. In het Nieuwe Testament zien we toch een verbreding en een verdieping die het aardse koninkrijk niet opheffen maar overtreffen.”
Is een Palestijnse staat in strijd met de landbelofte?
Glashouwer: ”Ja. Volgens Ezechiël 47 wordt het land Israël verdeeld onder de twaalf stammen van Israël. Maar voor de vreemdelingen en bijwoners waren er wel degelijk rechten, zoals er ook voor Palestijnen humanitaire rechten moeten zijn. Precies zoals je bij ons je eigen huis, boerderij, landerijen zelfs, erfelijk kunt bezitten. Het is jouw eigendom, maar binnen de staat der Nederlanden. Zo ook de Palestijnen, maar binnen de staat Israël.”
Van Delden: ”Het lijkt alsof de Palestijnse staat een puur politieke kwestie is, maar ik zie de huidige strijd vooral als een religieuze zaak. Je kunt de kwestie niet losmaken van de religieuze pretenties van de islam. Hier staat niet alleen volk tegenover volk maar ook islam tegenover orthodox Jodendom.”
Paul: ”Ik ben tegen een Palestijnse staat vanwege deze religieuze dimensie, én omdat deze staat ook tegen Israël gebruikt zal worden. Ik vind het opvallend dat voor 1967 niet gesproken werd over een Palestijnse staat. Deze staat is geen doel op zich, maar heeft de opzet Israël dwars te zitten. Als het gaat om de landbelofte kan er tijdelijk land afgestaan worden. Koning Salomo gaf ook enkele steden aan Hiram en we lezen niet dat God dat verbood. Toch zal de belofte uiteindelijk gerealiseerd worden.”
De organisatie Christenen voor Israël wordt soms in verbinding gebracht met de Groot-Israël-gedachte. Klopt dat?
Glashouwer: ”Wat verstaat men daar dan eigenlijk precies onder? Meent men dat wij vinden dat Israël gewapenderhand de grenzen zoals die er onder koning David en Salomo waren, zou moeten najagen? Dat heb ik nog nooit in onze krant ”Christenen voor Israël Aktueel” gelezen! Voorlopig denk ik niet verder dan aan de grenzen van de intocht in het Beloofde Land onder Jozua, na de uittocht uit Egypte onder Mozes. Die Groot-Israël-gedachte wordt ons dan misschien wel eens in de schoenen geschoven, maar wil ik toch stellig ontkennen. Er zijn natuurlijk mensen binnen de breedte van Christenen voor Israël die mogelijkerwijs dergelijke gedachten willen koesteren, dat wil ik niet ontkennen, maar dat betekent niet dat we een Israël voorstaan van de Eufraat in het noorden tot de Nijl in het zuiden, waarbij de Palestijnen met geweld over de Jordaan zouden moeten worden gezet.”
Paul: ”Toch komen we in het blad van Christenen voor Israël regelmatig politieke stellingnamen tegen.”
Glashouwer: ”We moeten twee zaken onderscheiden. Aan de ene kant heeft Israël een historisch en bijbels recht op het land dat het nu heeft, maar aan de andere kant blijft het de vraag hoe je dat recht politiek moet vertalen. Judea en Samaria vormen het hart van het Beloofde Land, evenals Jeruzalem als ongedeelde hoofdstad. Dat bijbels recht wil ik onderstrepen. Maar dan blijft het -allereerst voor Israël zelf- een moeilijke vraag hoe je dat in de politiek en in de toekomst moet realiseren.”
Van Delden: ”Israël heeft er nu geen bijbels recht op.”
Glashouwer: ”Dat heeft het wel, maar dat betekent niet dat Israël die gebieden gewapenderhand moet veroveren. Er zit ook een beloftekant aan de zaak. God zal het op Zijn wijze en op Zijn tijd geven.”
Paul: ”Maar dat betekent wel dat op grond van de landbelofte Israël niets van zijn gebieden mag afstaan.”
Glashouwer: ”Dat zijn moeilijke vragen waarvoor Israël zich thans gesteld ziet. We weten niet hoe de Heere Israël verder leidt tot het door Hem gestelde doel. Maar dat doel staat vast en komt dus ook vast en zeker: Zijn Koninkrijk, dat duurt tot in eeuwigheid.”