Ministeries reageren steeds later op burgers die informatie vragen
Ministeries reageren steeds later op verzoeken om informatie te delen met bijvoorbeeld burgers en journalisten. In 2023 moesten deze gemiddeld 172 dagen wachten op documenten die ze hadden opgevraagd door een beroep te doen op de Wet open overheid (Woo). Dat is vijf dagen langer dan een jaar eerder, melden onderzoekers van het Instituut Maatschappelijke Innovatie (IMI), de Open State Foundation en de Universiteit van Amsterdam (UvA).
Burgers, journalisten, bedrijven en maatschappelijke organisaties kunnen ministeries en ook andere overheidsorganisaties vragen om informatie door een Woo-verzoek in te dienen. Op deze manier krijgen ze inzicht in hoe besluiten zijn genomen, bijvoorbeeld door e-mails en gespreksverslagen in te zien. Het kost ministeries vaak veel tijd om informatie bij elkaar te zoeken en om te bepalen wat openbaar kan worden gemaakt en wat niet.
Wettelijk gezien moeten overheidsorganisaties binnen 28 dagen reageren. Zij mogen die termijn verlengen tot 42 dagen als meer tijd nodig is. Maar in de praktijk doen ministeries er vaak veel langer over om te reageren. In ruim vier op de vijf gevallen komt het antwoord te laat.
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap reageert met een gemiddelde van 91 dagen het snelst op Woo-verzoeken. Het ministerie van Financiën laat gemiddeld 239 dagen op zich wachten en is daarmee het langzaamst.
Een van de veelgehoorde redenen waarom ministeries te laat reageren, is dat informatie niet goed geordend is en daardoor moeilijk terug te vinden is. De onderzoekers vinden dat geen goed verweer, omdat de meeste informatie uit enkele systemen te halen valt. Naar hun mening moeten bovendien veel te veel mensen in de ambtelijke top de documenten goedkeuren voordat deze openbaar mogen worden gemaakt. Soms kijken zelfs ministers mee.
De onderzoekers overhandigen hun rapport dinsdag aan Kamerleden, die donderdag in debat gaan over de Woo.