Evangelist Roseboom: Ik laat me niet tegenhouden
Jarenlang had hij, hoewel oud gereformeerd opgevoed, níéts met God en geloof. Tot zijn leven, zo’n vijftien jaar terug, een radicale wending nam. Nu brengt Gerard Roseboom (55) met verve het Evangelie, in Limburg. Zijn bedrijven verkocht hij. „Al mijn bezit wil ik weggeven als ik daar één zondaar mee tot de Heere Jezus kan brengen.”
Met zijn vrouw Annuska en zijn jongste kind Bart woont hij er nog steeds. In zijn huis aan de rand van Lunteren, het Veluwse dorp waar hij opgroeide. Naast en achter de woning staat een loods. Met daarop de letters: ”Brommobiel Midden-Nederland”.
Het is een van de vier bedrijven waarin Gerard Roseboom jarenlang opging. Waaraan hij met hart en ziel onvermoeibaar bouwde. „Ik was er altijd mee bezig. Het waren mijn kindjes.”
In de jaren na 2016 liet hij ze een voor een los. De reparatie en verkoop van brommobielen konden zijn jongste broer Bert-Jan en zijn oudste zoon Gerwald overnemen. Autoschade en Spuiterij Roseboom verkocht hij vorig jaar aan zijn oud-werknemer Jaap van Ee, uit Wekerom. Zoals hij ook de aandelen van de hand deed die hij had in het steeds beter lopende bedrijf in zonnepanelen, dat nu volledig eigendom is van broer Arie.
Jawel, hij woont er nog steeds. En hij werkt er ook nog, halve dagen, als zzp’er. „Mijn vrouw zei op een gegeven moment: Ga alsjeblieft weer aan de slag. Ik word gek van jou, als jij je energie niet kwijt kunt.”
Zeker, hij woont en werkt er nog steeds, maar zijn hart ligt er niet meer. Nadat God zijn leven in 2009 plots stilzette, keerde Roseboom terug naar de kerk. In de vrije oud gereformeerde gemeente aan de Schaapsweg, waarin hij opgroeide, werd hij enige tijd later tot ouderling gekozen. Drieënhalf jaar geleden begon hij een hbo-opleiding om evangelist te worden, een opleiding die uitgaat van de Hersteld Hervormde Kerk (HHK) en van het Centrum voor Godsdienstonderwijs (CGO) van de Geformeerde Gemeenten.
Roseboom: „Tot vijftien jaar terug was ikzelf het middelpunt van mijn leven. Ik was in mijn vrije tijd altijd aan het motorrijden en karten. Als er wedstrijden waren, in Lelystad of in Limburg, ging ik er regelmatig een heel weekend heen. Vaak waren die wedstrijden op zondag. Ook heb ik in die tijd nog mijn vliegbrevet voor paramotor vliegen gehaald.”
Een keer vloog hij tijdens het racen uit de bocht. Hij raakte bewusteloos. „Toen mijn vrouw mij ’s avonds in het ziekenhuis in Lelystad kwam ophalen en ik weer bij was gekomen, zei ik alleen maar: Het lampje is weer aan. Ik kan weer.”
Dat werd in 2009 radicaal anders. „Nu is de Heere Jezus al bijna vijftien jaar alles voor mij.” De verandering in zijn bestaan kan hij in een paar woorden samenvatten. „Eindelijk ging ik willen wat God wil.”
U zegt dat u in 2009 terugkeerde naar de kerk. Waarom en wanneer had u die achter u gelaten?
„Kerk en geloof hebben me nooit iets gedaan. Ik groeide op in de vrije oud gereformeerde gemeente in Ede. Maar godsdienst was aan mij niet besteed. Ik heb wel belijdenis gedaan, in de gereformeerde gemeente van Scherpenzeel, de gemeente waar Annuska vandaan komt. Daar is ons huwelijk ook bevestigd.

Maar toen ik belijdenis deed, wist ik al dat ik me er niet aan ging houden. Zo is het ook gegaan. In ons huwelijk gingen we niet meer naar de kerk. We baden niet meer aan tafel en lazen niet meer in de Bijbel.
Het geloof had nooit iets voor mij betekend. Ik sloot me er ook voor af. Hoe ver dat ging, besefte ik nadat ik tot verandering was gekomen. Hoe ik toen ook mijn hersens pijnigde om me íéts te herinneren van een vroegere kerkdienst of catechisatie, er kwam niets in mijn gedachten, geen woordje, geen tekst, niets. Terwijl mijn geheugen toch goed is, want ik weet nog dingen van toen ik drie jaar oud was. Maar wat mijn belijdenistekst was geweest? Ik had geen idee.
Enkele jaren geleden kwam ik die tekst, bij het opruimen van oude spullen, tegen. Wil je wel geloven dat mijn gemoed toen volschoot? Het was 1 Petrus 2:7: „U dan, die gelooft, is Hij dierbaar.” Na zo veel jaren is dat dan tóch werkelijkheid geworden in mijn leven.”
Wat maakte dat u de weg terug insloeg?
„Een begrafenis. Een werknemer die al op leeftijd was, overleed. Ik woonde de uitvaart bij. Nee, het gebeurde niet tijdens de kerkdienst. Toen heb ik misschien wel twintig keer op mijn horloge gekeken of de preek nog niet voorbij was. Maar daarna, op de begraafplaats, zei die dominee: „Want gij zijt stof en tot stof zult gij wederkeren.” Toen ik op dat moment in het graf keek, gebeurde er iets. Wat dat was, kan ik moeilijk onder woorden brengen. Maar daar stopte al mijn levensgeluk.
De dagen en weken daarna kon ik mijn somberheid en gepieker niet kwijtraken. Ik probeerde dat wel: nog wat harder werken, wat meer plezier maken. Maar mijn neerslachtigheid werd zo erg, dat mijn vrouw dacht dat ik overspannen werd. Zelf begreep ik er ook niets van. Tot ik een keer midden in de nacht wakker lag en God tegen mij zei dat ik de Bijbel moest pakken. Dat deed ik. Ik las Psalm 25 en begreep uit die psalm dat de Heere mij door Zijn Woord en Geest wilde onderwijzen.

Daarna ben ik teruggegaan naar de kerk, al verkeerde ik nog tussen hoop en vrees. Want wanneer was het nu echt goed tussen God en mij? Annuska was overigens al een aantal jaren eerder, met de twee kinderen die we toen hadden, naar de kerk teruggekeerd.
Een tijd later las ik op zondagmiddag een preek van dr. H.F. Kohlbrugge over Simon de farizeeër en de zondige vrouw. Een gelijkenis die Jezus toepast door te zeggen: „Wie veel vergeven is, die heeft veel liefgehad.” Ik besefte: dat gold ook mij. Ik was de alleronwilligste, maar Hij heeft mij gewillig gemaakt. Toen is er als het ware een liefdesknoop tussen Christus en mij in mijn hart gelegd.
Van toen af heb ik ook veel vrijmoedigheid gekregen. Vrijmoedigheid om gewoon maar te getuigen van Wie Jezus wil zijn voor arme en onwillige zondaren.”
Dat getuigen deed u terwijl u een drukbezet ondernemer en autohandelaar was?
„Ja. Door mijn werk had ik veel contacten met allerlei mensen. Hier achter de balie had ik altijd wel een paar Bijbels liggen, of andere christelijke lectuur. Die gaf ik dan aan klanten of aan leveranciers. Elke week had ik op die manier wel een paar goede gesprekken.
Verder werd ik na verloop van tijd tot ouderling gekozen in de vrije oud gereformeerde gemeente waarin ik was opgegroeid. Dat ambt heb ik acht jaar mogen bekleden. Het bezoeken van mensen, het omgaan met de jeugd: ik heb het met vreugde mogen doen.
Al zijn er ook altijd dingen geweest die ik niet begreep. Zoals dat overal in de Biblebelt zo veel mensen jarenlang in de kerk zitten en toch van zichzelf zeggen dat ze niet echt geloven. Die het geloof maar ingewikkeld vinden. Terwijl de Bijbel zo duidelijk en eenvoudig is over wat God van ons vraagt.
Tijdens straatevangelisatie in Maastricht sprak ik een keer twee keurig uitziende meisjes aan. Of ze de Bijbel kenden? Ja, die kenden ze. Ze gingen ook elke zondag naar de kerk, op de Veluwe. Ik vroeg of ze de Heere Jezus ook kenden? Nee, zeiden ze, dat niet. Ik zei: Ik kom uit Lunteren. Wat bijzonder dat wij elkaar hier nu ontmoeten. Maar als jullie nu sterven, gaat het dan goed met jullie? Nee, zeiden ze. Ik zei: En dan gaan jullie hier in Maastricht toch zorgeloos een dag winkelen? Toen zag ik ontroering in hun ogen...

Ik heb veel gelezen over christenen in Oost-Europa. Zodoende werd ik geraakt door hun eenvoud, hun oprechtheid en enorme vergevingsgezindheid, ook tegenover degenen die hen vervolgden en kwaad deden.
Ook dat plaatste me voor veel vragen. Want hoe kan het nu toch zijn dat mensen, ook ambtsdragers, van alles kunnen vertellen over hun geestelijke ervaringen, dat ze bijvoorbeeld Gabbatha bevindelijk hebben meegemaakt, terwijl ze er zo’n luxe en op deze wereld gerichte levensstijl op nahouden? En dat ze anderen niet kunnen vergeven, maar wel eindeloos kunnen zeuren over een krasje op hun dure auto? Ik kan dat niet bij elkaar brengen.
Soms zei ik dat ook wel tegen mensen. Zo van: Joh, al die bevindingen van jou, ik weet niet wat ik daarvan moet denken. Ik heb al die dingen in elk geval niet meegemaakt. Eén ding weet ik: dat ik de eeuwige dood heb verdiend, maar het eeuwige leven heb gekregen. En dat ik wel al mijn bezit zou willen weggeven als ik daarmee één zondaar tot de Heere Jezus zou kunnen brengen.
Al spreek ik mezelf op dat soort momenten ook wel toe, hoor. Want ik ben niet vergeten dat ook ik vroeger een kort lontje had. Toch heeft God met mij 41 jaar geduld gehad. Hoeveel geduld moet ik dan niet met mijn medemensen hebben?”
Waarom deed u uw ondernemingen van de hand? En kostte u dat geen moeite?
„Het bezig zijn in mijn bedrijf begon voor mijn gevoel het werk in Gods Koninkrijk in de weg te staan. Bovendien voelde ik dat ik er niet echt meer de motor, de drijvende kracht van kon zijn. En al wist ik nog niet wat daarna Gods weg met mij zou zijn, ik heb het toch allemaal los moeten laten, los mogen laten en los kunnen laten.
Ik weet nog dat ik een keer voor de spiegel stond en zag dat ik van al mijn klanten afscheid ging nemen. Dat moment ervoer ik als Gods stem. En het is zo ook gebeurd. In februari 2020 jaar heb ik afscheid genomen, op een receptie waar wel zo’n 500 mensen kwamen. Dat was niet makkelijk, zeker niet. Die avond heb ik wel een halfuur op de wc gezeten, omdat ik het niet meer trok. Toch voelde ik dat dit de weg was.

Een aantal jaren geleden kreeg ik een bijzondere droom. Ik was vaak in Oostenrijk op wintersport geweest. In mijn droom liep ik langs zo’n wild stromende rivier, die je daar veel hebt. In het midden waadde een jongetje, met alleen een klein broekje aan. Telkens viel hij en dreigde hij meegesleurd te worden door het ijskoude water. Maar wat mij verbaasde: van de mensen op de oever schoot niemand hem te hulp.
Toen sprong ik het water in, droeg hem naar de kant. Hij was helemaal blauw en ik was bang dat hij doodging. Toen deed ik hem onder mijn jas, drukte hem tegen mij aan en wist hem met mijn lichaamswarmte weer op temperatuur te krijgen. Nee, niet met mijn warmte, maar met de warmte die God mij gegeven heeft. Het jongetje kwam weer tot leven.
Ik werd wakker met de tekst: „Ga uit in de heggen en steggen en dwing ze om in te komen.” Toen wist ik dat ik in mijn leven een andere weg moest gaan. Daar ligt eigenlijk ook het begin van mijn besluit om al mijn bedrijven te verkopen. Weet je wat volgens Hudson Taylor (een Britse zendeling en arts die in de 19e eeuw 51 jaar in China werkte, AdJ) het geheim is van een evangelist? Taylor zegt: Een evangelist geeft niet wat hij over heeft, maar die geeft zichzelf.”
Hierachter, in de loods, staat de gele ambulancebus waarmee u in Maastricht evangeliseert. Hoe is dat zo gekomen?
„Doordat ik een paar jaar geleden in contact kwam met Jan-Dirk Liefting, drijvende kracht achter de Stichting Evangelisatie Sjofar, waarvan veel vrijwilligers afkomstig zijn uit de Hersteld Hervormde Kerk. Hij vroeg me of ik mee wilde gaan naar Maastricht, om daar straatevangelisatie te doen. Dat doe ik nu twee keer per maand, op donderdag en vrijdag.
Via dit contact kwam ik ook aan een stageplek voor mijn opleiding tot evangelist, te weten bij de evangelisatiepost in Kerkrade, die gedragen wordt door diverse kerkverbanden. Daar heb ik vorig jaar onder meer een week jeugdwerk gedaan. En een dagafsluiting verzorgd. Ook ben ik er in de zomer een keer in een zondagse dienst voorgegaan. Ik heb toen gesproken over een tekst uit Johannes 10, over de schapen die de stem van de Herder kennen en Hem volgen.”
Uiteindelijk leidde dat in uw eigen gemeente tot moeilijkheden.
„Ja. Er kwam kritiek op mij en op mijn optreden. Onder meer omdat ik in die dienst in Kerkrade de Herziene Statenvertaling had gebruikt en een gezang had laten zingen. Ik wil daar niet te veel over zeggen; dat sticht niet. Het heeft me in elk geval veel pijn gedaan en het was voor ons gezin een zware en nare tijd. Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen mijn ambt neer te leggen. Nu kerken we als gezin in de hersteld hervormde gemeente in Lunteren.

Het neerleggen van het ambt heeft me veel strijd gekost. Het voelde voor mij alsof ik moest kiezen tussen de gemeente en mijn roeping. Die eerste wilde ik niet loslaten, maar die laatste kon ik ook niet loslaten. Ik kan het niet verklaren, maar God heeft de liefde voor Limburg en voor Maastricht in mijn hart gelegd. Ik ben zo begaan met die duizenden mensen daar, die niets of nauwelijks iets van de Bijbel weten.
Weet je hoe ik die mensen zie, als ik daar door een straat loop? Alsof er net een touringcar tegen een boom is geknald. Alle passagiers zijn er slecht aan toe, de een is in shock, de ander heeft een bloedtransfusie nodig. Als niemand iets doet, gaan ze, zonder God en Christus, voor eeuwig verloren. In dat licht begrijp ik het zo slecht dat wij in de Biblebelt zo druk kunnen zijn met het bouwen van grote, nieuwe kerken. En nog altijd zo weinig evangelisatieposten stichten.
Soms snap ik ook wel dat de mensen míj niet goed begrijpen. Tijdens een snikhete zomer hadden we in de kerk een keer een discussie over de vraag of er in onze consistorie een airco moest komen. Toen ik thuiskwam, zei mijn vrouw: Waarom doen ze daar zo moeilijk over? Laten ze toch gewoon zo’n ding kopen, de kerk heeft geld zat. Daarop was ik in tranen. Ze zei: Wat heb ik nou verkeerd gezegd? Ik zei: Je hebt niks verkeerd gezegd. Maar ik dacht aan al die keren dat ik, met dertig andere karters, voor het rode licht of voor de vlag stond. Met bloedheet weer, als het vlak boven het asfalt wel 50 graden was. Ik had warmtewerende kleding aan. Het zweet liep in straaltjes van mijn lijf. Maar daar gaf ik toen niet om; ik deed er alles aan om te winnen. Ik zei tegen mijn vrouw: Zou ik dan nu nog wel één klacht over de hitte in de consistorie op mijn lippen durven nemen?”

Staan Limburgers open voor de Bijbelse boodschap?
„Net zo veel of net zo weinig als andere Nederlanders. Soms is er onverschilligheid, soms tegenstand. Ik denk aan een man die in Maastricht half van zijn fiets stapte, mij recht aankeek en een scheldkanonnade begon. Allemaal gericht tegen Gods Woord. Toch vroeg hij ook om een Bijbel. Ik zei: Je krijgt er een, als je hem niet stukmaakt. In een paar tellen had hij gevonden wat hij zocht: 1 Korinthe 6:6: Paulus’ klacht dat de ene broeder met de andere rechtszaken uitvecht.
Ik legde mijn hand op zijn schouder en zei: Man, ik begrijp het. Maar wat jij ook zegt, ik houd van je. En ik ken Iemand Die nog veel meer van je houdt: Jezus Christus. Toen werd hij nóg bozer. Want hij was een dierenliefhebber, en juist om het werk van Jezus af te beelden, werden in de tempel in Jeruzalem al die dieren geslacht.
Al scheldend reed hij weg. Als hij een mes bij zich had gehad, had hij dat tussen mijn ribben gestoken, vrees ik. Ons hele team was er een beetje door van slag.
Bij onze avondafsluiting als gezin vroeg ik aan ons zoontje Bart: Wat denk jij er nu van? Hij zei: Ik had hem voor zijn kop geslagen! Ik zei: We gaan voor hem bidden. Want de Bijbel leert ons dat God vijanden met Zich verzoent. En dit was een echte vijand. Maar hij heeft wél een Bijbel van ons gekregen.”
Zulke voorvallen ontmoedigen u niet?
„Soms wel. Ik heb een heel moedeloze tijd gehad. Niets leek te lukken, allemaal afkerige mensen. Toen zag ik bijen, die af en aan vlogen om honing uit een bloem te zuigen. Ik dacht: zo zijn de kinderen van God. Die trekken altijd weer op het Woord aan, omdat dat zoet voor hen is.
Sindsdien koop ik weleens een doos bonbons, pak die samen met een Bijbel in en geef dat pakketje aan mensen die op mijn weg geplaatst worden. Met de boodschap: dit snoepgoed is zoet voor je mond, maar ik hoop dat deze Bijbel zoet wordt voor je hart. Ja, soms is er weerstand. Maar ik laat me daar niet door tegenhouden. Al zouden ze me in het gezicht spugen. En wat kerkmensen ook van mijn activiteiten zeggen.
Weet je, ik merk dat God werkt. Dat merk ik door de dingen die in mijn leven gebeuren. Laatst zei mijn vrouw: Jij hebt uit Maastricht zo’n lekker zeepje voor me meegebracht. Wil je er nog een halen, want het is op. Ik ging opnieuw naar die zeepjeswinkel. Een van de verkoopsters zei: Kan ik u helpen? Ik zei: Jawel, maar ik denk dat ík ú ook kan helpen. Want we staan hier met een Bijbelbus en proberen het Evangelie te brengen.

Wat bleek? Deze vrouw woonde in Kerkrade, was erg geïnteresseerd in de Bijbel en ervoer het steeds meer als een probleem dat haar zoontje van vijf nooit gedoopt was. Toen we doorpraatten, bleek dat zij deze zomer de evangelisatieactiviteiten in Kerkrade had bezocht en we elkaar daar dus waarschijnlijk al eens gezien hadden. Die vrouw was echt bewogen. Ze zei: Hoe kan dit nou? Ik werk hier pas twee weken, en nu kom ik hier in Maastricht ú tegen.
Later dacht ik: dat is inderdaad wonderlijk. In Maastricht wonen ruim 122.000 mensen. En van al die mensen kom ik juist déze vrouw tegen. Kijk, op zulke momenten weet ik het weer zeker: de Heere werkt en brengt mensen bij elkaar.
Samen met Jan Bayense, evangelist in Kerkrade, ben ik een kinderbijbel bij haar wezen brengen. We hebben nog regelmatig contact met haar. Om dit soort ontmoetingen moest ik voor mijn stage in Kerkrade zijn. God maakt Zijn Woord waar.”
Hoe ziet u uw verdere toekomst?
„Die is in Gods hand. Ik geloof dat ik naar Maastricht moet. Maar hoe dat moet, weet ik op dit moment nog niet. Ik heb al eens een bod gedaan op een bedrijvenpand in die stad. Dat is toen niets geworden. Ik vertrouw erop dat de Heere mijn weg leidt. Hij zal mij en mijn gezin brengen op de plaats waar Hij mij hebben wil.”