Een christen zonder gebed bestaat niet
Een huisbezoek bij een niet meelevend gezin. Na enige tijd verlaten de kinderen de kamer en gaan buitenspelen. Als ik wil afronden met een stukje Bijbellezen en gebed, schiet moeder naar het raam, opent dat en brult de straat in: „Jonges, binnekomme, de dôminee mot nog effies bidderen…”
Zondag begon de Week van gebed. Wereldwijd wordt gebeden om eenheid bij toenemende christenvervolging. Om liefde in een wereld verscheurd door bloedige twisten. Het thema luidt: ”Heb God lief en de naaste als jezelf”. Men kan en mag er van alles van vinden, maar tegen eenheid en liefhebben kan toch niemand bezwaar maken? Afwezigheid van liefde in Bijbelse zin verkilt de wereld, verschrompelt gezinnen en vervreemdt mensen van elkaar. Ook kerkmensen. Speel niet op voorhand eenheid uit tegen waarheid. Er zijn grenzen. Maar of Gods grenzen gelijk vallen met die van ons is de vraag. Het gaat om het belijden van de ene Naam tot zaligheid, met hart en mond, in handel en wandel. Hoe kan het dat kerken die schermen met de Drie Formulieren van Enigheid zo schandelijk gedeeld en verdeeld zijn? Waar liefde zoek is, tiert hoogmoed welig. Te snel zitten we in de ”wij-zijmal”. In onze kringen wordt vaak gebeden of „God bijeen wil brengen wat samen hoort”, en daar blijft het dan bij. We vinden elkaar in het beste geval over kerkmuren heen, maar dan zoals buren over de heg converseren.
Ooit verscheen een fijnzinnige en diepgravende brochure van de anglicaanse bisschop John Charles Ryle (1816-1900) over het gebed. Deze werd in het Nederlands vertaald en vele malen herdrukt. Ryle stond in de reformatorische traditie. Prikkelend was de titel waaronder zijn geschrift in onze taal bekendheid verwierf: ”Bid gij wel?” Een christen zonder gebed bestaat niet. Onze Heidelberger noemt het gebed het voornaamste stuk der dankbaarheid.
Iemand mailde mij lange tijd met regelmaat –anoniem– dat hij mij nog nooit een fatsoenlijk gebed had horen doen… Hij was te laat. Ikzelf was hem al voor geweest. Een gebed kan gepolitoerd, maar harteloos zijn, kletspraat, weinig verschillen van het laatste nieuws en het weerbericht. Nooit is de bidder in groter gevaar van mensen te willen behagen dan wanneer hij in het openbaar moet bidden. Jezus waarschuwt voor het farizese gebed, het is ”getier” in Gods oren. De priester-dichter Guido Gezelle bad: „O, leer mij, arme dwaas, hoe dat ik bidden moet.” Vroegen Jezus’ discipelen niet hetzelfde? Misschien kunnen alleen arme mensen echt Godverheerlijkend bidden.