Kerk & religie
Thomas Halyburton, een gerijpte korenschoof

De linkerzerk zakt wat naar links, de rechterzerk wat naar rechts. De ene is van Samuel Rutherford, de andere van Thomas Halyburton. Opvallend staan ze daar, in weer en wind, zomer en winter, twee grauwgrijze, eenvoudige gedenkstenen, te midden van de resten van de eens zo imposante kathedraal van St. Andrews.

Jan van ’t Hul
De Schotse stad Edinburgh, waar Thomas Halyburton studeerde. beeld RD
De Schotse stad Edinburgh, waar Thomas Halyburton studeerde. beeld RD

Dupplin, een gehucht vlak bij de stad Perth, daar werd Thomas Halyburton op 25 december 1674 geboren. Hij had gerespecteerde ouders. Zijn vader was predikant in Aberdalgy (in de classis Perth), zijn moeder was een predikantsdochter en verwant aan de aanzienlijkste families van het koninkrijk. Maar meer dan aardse roem was het feit dat beide ouders vanaf hun jonge jaren ware gelovigen waren.

De hevigheid van de episcopale vervolgingen zorgde ervoor dat Thomas Halyburton met enkele familieleden naar Nederland vluchtte. Ze woonden korte tijd in Rotterdam. Na terugkomst in Schotland studeerde hij aan de universiteit van Edinburgh. Vervolgens werd hij hulpprediker bij een adellijke familie. Op 1 mei 1700 werd hij bevestigd als predikant in Ceres, waar hij trouwde met Janet Watson, een deugdzame, godvruchtige vrouw. Tien jaar later werd hij aangesteld als hoogleraar in de godgeleerdheid van de Universiteit van St. Andrews. Slechts twee jaar later overleed hij. Dat is zijn hele curriculum vitae. Zó kort. En toch hebben we het nu, 350 jaar na zijn geboortejaar, nog steeds over Thomas Halyburton, weleens genoemd ”een gerijpte korenschoof”.

Gedenkschriften

Halyburton hield zelf een autobiografisch dagboek bij (zie ”Geestelijke ervaringen van Halyburton”). Hij zou tijdens het schrijven, zei hij zelf, geen tijd verspillen aan onbelangrijke zaken: „Maar ik kan de genadige handelingen van de Heere jegens mij verhalen, zowel vóór als ónder de bijzondere handelingen van de Heere met mij. En dit op een manier die zal leiden tot overtuiging, verlichting, bekering, vertroosting en onderwijs van de lezer.”

Naar eigen waarneming was Halyburton al in zijn kinderjaren een grote zondaar. Zelfs zijn beste daden brachten hem nog in de schuld: „Ik was als de appels van Sodom: mooi om te zien en veelbelovend wanneer men er nog niet van geproefd had, maar vanbinnen vol as en walgelijkheid.”

Nou ja, het waren toch maar jeugdige dwaasheden, of kleine gebreken, zeiden mensen. „Maar de Heere denkt daar heel anders over. Sommige van die zonden zijn me zeer bitter geworden. (…) Wat een monster zou ik geworden zijn als ik aan mezelf zou zijn overgegeven.”

Door Gods genade werd Halyburton geen monster van ongerechtigheid, maar „een man van grote godsvrucht, uitmuntende natuurlijke gaven, ijverige studie en een buitengewoon onderscheidings- en beoordelingsvermogen”. Die typering is van de hand van predikant-dichter Isaäc Watts. Watts schreef voor de meeste werken van Halyburton een voorwoord en hij zei vol waardering over diens geschriften: „Op elke bladzijde is er zo’n nederigheid en eerlijkheid te vinden. Daarom kan men achter zijn heilige taal zijn verborgen gedachten zien.”

Geestelijke oefeningen

Het boek ”Gedenkschriften” (zie ”Geestelijke ervaringen van Halyburton”) bestaat voor een fors deel uit beschrijvingen van geestelijke oefeningen en werkzaamheden in Halyburtons zielenleven. Er zijn hoofdstukken over ”De eerste overtuigingen”, ”Nieuwe overtuigingen”, ”Bedrieglijke schuilplaatsen”, ”Nood en uitkomst”, ”Verlossing”, ”Strijd met inwonende zonde” en ”Schuld en vergeving”.

Halyburton moest in al die oefeningen leren niet te leven van „de verruimingen van het hart”, maar van het geschonken geloof, waarvan hij zei: „Ik bedoel het ”aanklevende geloof”, dat God aanhangt zoals Hij geopenbaard is in Zijn Woord. Dit geloof weigert de Bijbel te verwerpen. Zelfs wanneer het geloof er de Heere niet op een gevoelige en verkwikkende wijze kan vinden.” En wat hij ook zei: „God leerde me om mijn staat niet te beoordelen aan de hand van mijn gesteldheden.”

Halyburton werd predikant in het eenvoudige boerendorp Ceres (in het huidige raadsgebied Fife). Op zijn sterfbed zei hij later van zijn eerste en enige gemeente: „Dat volk was mijn keuze. Ik heb met aandoening getracht het tot Christus te brengen. Zij zullen weten dat er een profeet in hun midden geweest is.”

Op de eerste zondag na zijn bevestiging sprak hij over Handelingen 10:29: „Daarom ben ik ook zonder tegenspreken gekomen, ontboden zijnde. Zo vraag ik dan om wat reden gijlieden mij hebt ontboden.”

De zielen van zijn gemeenteleden wogen zwaar op zijn hart, zeker ook die van kinderen. Hij wist dat hij eenmaal rekenschap van zijn herderlijk werk zou moeten geven. Daarom maakte hij er veel werk van om zijn gemeenteleden te leren kennen, niet het minst hun geestelijke staat en toestand en de legeringen van hun hart. In hemzelf was kleine kracht, hij wist het, en daarom zocht hij voortdurend naar een nabij leven aan de troon der genade. In zijn dagboek schreef hij: „Naarmate mijn genegenheden met de vertroostingen en verrukkende zoetigheid van de Goddelijke genade verwarmd werden, naar die mate kon ik mij aan de gemeente wijden. En wanneer ik op een bijzondere wijze daarin geholpen werd, dan eindigde het in een dankzegging tot God. Dat de Heere toch niet beroofd zou worden van de roem van Zijn vrije genade.”

Laatste woorden

Lang leed Thomas Halyburton aan een zwakke gezondheid. Toen hij 31 jaar was, schreef hij al: „Vandaag was ik naar het lichaam zeer zwak. Ik kon daardoor weinig werk verrichten.”

Begin september 1712 wist hij dat het einde ging komen. Hij had, zo zei hij op zijn sterfbed, een goede Meester gediend. „Als ik duizend levens zou hebben, zou ik dat nog te weinig vinden om in Zijn dienst te besteden.”

Heel veel bladzijden, meer dan zeventig zelfs, worden gewijd aan Halyburtons laatste woorden. Voor ons is zoiets best bijzonder, dat er bij iemands sterfbed kennelijk voortdurend iemand aanwezig is die verslag doet van iemands laatste dagen op deze aarde. In onze tijd moeten wij die kant maar niet op, maar voor ons is het wel een zegen dat we zo getuige mogen zijn van de laatste woorden van een van Gods kinderen, van de strijd die nog gevoerd moet worden met de koning der verschrikking.

Want een strijd wás het, een zware strijd die Halyburton moest voeren. Terwijl zijn lichaam afgebroken werd, bleef zijn verstand helder als altijd. De strijd was voor hemzelf wel nuttig, vond hij zelf. Het was een oefenschool, „opdat ik mocht weten van Wie mijn kracht afkomstig is. O, was ik maar bij de troon hierboven, werden mijn schemerige ogen maar gesloten, opdat dit onduidelijke zicht mocht overgaan in een volmaakt aanschouwen.”

Op 23 september 1712, rond zeven uur in de ochtend, ging Thomas Halyburton heen naar het land waar de vermoeiden rusten van kracht. Hij was 37 jaar geworden.

Halyburton werd begraven op het kerkhof van de kathedraal van St. Andrews. Op zijn grafsteen staat onder meer: ”Hier ligt het lichaam van Thomas Halyburton, dienaar van het Evangelie”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer