Rookgordijnen
Het rommelt binnen de Aziatische monarchieën. Op verschillende manieren. Koning Gyanendra van Nepal heeft uit onvrede het kabinet van zijn premier naar huis gestuurd. De vorst kondigde de noodtoestand af en beloofde dat er binnen drie jaar democratische verkiezingen zouden worden gehouden.
Zijn ambtgenoot Jigme Singye Wangchuk, koning van Bhutan, heeft een ander probleem, want hij kan het roken niet laten. Dat is lastig in een land dat sinds december een nationaal verbod op de verkoop van rookwaren kent. „Ik ben een roker. Ik probeer te minderen”, zei Jigme Singye Wangchuk eind januari tegenover de media bij zijn staatsbezoek aan India.
Koning Jigme regeert over Bhutan, dat hoog in de Himalaya ingeklemd ligt tussen China en India. Het koninkrijk voerde in december als eerste land ter wereld een verbod in op de verkoop vantabakswaren. Roken in het openbaar is niet toegestaan. Voor eigen gebruik mogen er sigaretten worden ingevoerd, maar rokers betalen daarop een heffing van 100 procent. Overigens rookt volgens een onderzoek slechts 1 procent van de 2,1 miljoen inwoners die het land telt. Hoeveel pakjes de koning mee naar huis nam vanuit India, wilde hij niet zeggen.
De koning van Bhutan is een van de laatste monarchen ter wereld die regeringsmacht bezitten en veel invloed hebben. Hij is de vierde in een dynastie die Bhutan sinds 1907 regeert. Daarvoor maakten boeddhistische lama’s de dienst uit. Bhutan kwam in de 7e eeuw in de boeddhistische invloedssfeer van Tibet. Bhutan is nooit gekoloniseerd geweest, maar vanuit de behoefte aan een centrale leider werd onder toenemende Britse druk vanuit India in 1907 de pönlop (gouverneur) van het district Tongsa, Ugyen Wangchuk, tot koning verkozen (Druk Gyelpo, drakenkoning). Koning Ugyen Wangchuk werd in 1926 opgevolgd door diens zoon Jigme Wangchuk, die regeerde tot 1952. De regeertijd van de eerste twee koningen kenmerkte zich met name door politieke stabiliteit en economische vooruitgang.
De derde koning, Jigme Dorji Wangchuk, wordt met name gezien als de vader van het moderne Bhutan. Tot dan toe was de macht van de koning absoluut. Koning Jigme Dorji voerde ingrijpende hervormingen door in het politieke systeem. Een van zijn eerste daden (1953) was de oprichting van de Tshogdu, de nationale vergadering, die één tot twee keer per jaar vier weken bijeenkomt. De eerste vrouw werd in 1979 lid. Tevens begon koning Jigme Dorji een landhervorming, waarbij tot op de dag van vandaag elke (Bhutaanse) familie zonder grond een stuk land krijgt. Daarnaast schafte hij de slavernij af. In 1968 kreeg het land voor het eerst een regering met ministers. Het rechtssysteem werd hervormd door de rechterlijke van de uitvoerende macht te scheiden. Bhutan kreeg een hooggerechtshof.
In 1972 stierf Jigme Dorji Wangchuk en werd hij opgevolgd door zijn zoon Jigme Sinye Wangchuk, de huidige koning. In 1974 werd de 19-jarige prins gekroond. Vooral in de eerste jaren was de invloed van zijn moeder, prinses Kesang, groot. Aanvankelijk zette hij het beleid van zijn vader voort, maar sinds de jaren tachtig is een nieuwe lijn zichtbaar, waarbij wordt gestreefd naar een synthese van traditie en vooruitgang. De eeuwenoude boeddhistische traditie van het land wordt daarbij sterk benadrukt.
In 1987 werden wetten afgekondigd die het dragen van traditionele kleding en het leven volgens de oude nationale gedragscode verplicht stelden. Toch drongen moderne invloeden het geïsoleerde koninkrijk binnen - en dat is het geval geweest met de bewuste sigaret. In tegenstelling tot nationale producten als graanjenever en de sirihpruim (gemaakt van de bladeren en de peulvormige vruchten van de sirih, een slingerplant) is de tabak geïmporteerd. Om de bevolking te beschermen tegen de kwalijke invloeden van tabak stemde het parlement in Thimphu medio december voor het verbod op de tabaksverkoop. Gek genoeg schijnt de koning in 1987 eens gezegd te hebben dat hij meer geïnteresseerd is in het bruto nationaal welzijn dan in het bruto nationaal product. Wie weet probeert hij toch nog eens af te kicken.