De zaak werd aangekaart door een organisatie die opkwam voor de rechten van een Roemeense moeder die werd onderhouden door haar Roemeense dochter in Ierland. De dochter werkte al vele jaren in Ierland en had inmiddels ook de Ierse nationaliteit. De moeder verbleef geregeld voor langere perioden in Ierland, maar keerde ook af en toe terug naar Roemenië. Toen de gezondheid van de moeder verslechterde ging de moeder bij haar dochter in Ierland wonen en vroeg na een tijdje een invaliditeitsuitkering aan. Ierland reageerde met het verweer dat met zo’n uitkering, de dochter niet langer financieel voor haar moeder zou zorgen en dat de moeder een onredelijk beroep zou doen op het socialezekerheidsstelsel van Ierland.

Maar zo zit het niet, oordeelt het EU-hof. Voor elke EU-burger is er vrij verkeer en het recht om in een ander EU-land te werken met dezelfde rechten als andere burgers van het land. Dat recht geldt ook voor de familieleden in een rechte lijn die financieel afhankelijk zijn van de werknemer. De rechter wijst er ook op dat in sommige gevallen dan misschien de vader of moeder zelf niet heeft bijgedragen aan de sociale kas, maar dat de werknemer dat zelf wel heeft gedaan via het betalen van belastingen.

Een EU-land mag dus een vader of moeder niet het land uitzetten vanwege een uitkering. Ook mag een EU-land een dergelijke uitkering niet weigeren. De uitspraak over Ierland geldt ook voor alle andere 26 EU-landen.