Kerk & religie

Prof. Van Bijsterveld: Europees Hof van Justitie gaat te ver in uitspraken over discriminatie vanwege godsdienst

Het Europese Hof van Justitie gaat te ver in uitspraken met betrekking tot discriminatie vanwege godsdienst op de werkvloer, bijvoorbeeld in kwesties waarbij een werknemer verboden wordt een religieus symbool te dragen. Die lijn is „zeer betwistbaar”.

21 December 2023 08:52Gewijzigd op 21 December 2023 20:46
beeld werkenbijdeEU.nl
beeld werkenbijdeEU.nl

Dat concludeert prof. dr. Sophie van Bijsterveld in een artikel in het jongste nummer van het Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid. Zij is bijzonder hoogleraar religie, rechtsstaat en samenleving in Tilburg. „Sinds enkele jaren ontwikkelt zich een steeds stelliger rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie” (EU), schrijft het voormalig lid van de Eerste Kamer voor het CDA.

Van Bijsterveld roept op alert te zijn omdat de „complexiteit en het technische karakter van deze jurisprudentie” makkelijk het zicht ontnemen op het feit dat daarachter „een principiële strijd gaande is.” Die strijd gaat volgens de hoogleraar over de vraag of EU-landen volstrekt neutraal moeten zijn wat betreft religie, en over de vraag of besluiten daarover centraal –op EU-niveau– moeten worden genomen, of niet.

Vergaand

Het Hof bevordert met haar uitspraken „een model van religieuze en levensbeschouwelijke neutraliteit waarover in de lidstaten van de EU geenszins overeenstemming bestaat.” Het Hof trekt op dit terrein vergaande bevoegdheden naar zich toe, ziet Van Bijsterveld. Dit houdt een sturing van hogerhand „in van de plaats van religie in het nationale publieke domein van de lidstaten.” De hoogleraar constateert dat er spanning is ontstaan tussen de juridische uitspraken en de Europese richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep.

Een voorbeeld is de vraag of het discriminatie op grond van godsdienst is wanneer een werknemer bij een particuliere werkgever geen religieus teken mag dragen. Daarover wordt heel verschillend geantwoord in de wetenschappelijke literatuur, maar ook in uitspraken van nationale rechters en de advocaten-generaals van het Europese Hof. „De analyse van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU laat zien dat er daadwerkelijk fundamenteel uiteenlopend over deze zaken wordt gedacht op het hoogste juridische niveau. Anders gezegd: de lijn die het Hof bewandelt, is op vele onderdelen zeer betwistbaar. (…) De lijn die het Hof in deze religiezaken kiest, wijkt ook af van zijn rechtspraak over andere discriminatiegronden.”

De rechtspraak van het Hof heeft „bewust een sterk centraliserend en uniformerend karakter”, analyseert Van Bijsterveld, terwijl de geldende richtlijn juist ruimte laat voor een afweging in de nationale situatie. Het gaat volgens de hoogleraar over de vraag „hoe om te gaan met het diepe religieuze en levensbeschouwelijke pluralisme in onze moderne samenlevingen en de plaats die religie in het publieke domein mag innemen”, zowel in het private domein (bedrijven) als in het publieke (onder andere overheidsinstellingen).

Tradities

De lidstaten van de Europese Unie staan op dit punt in heel verschillende tradities. Daar zou het Hof rekening mee moeten houden, vindt Van Bijsterveld. „Het zijn ook kwesties die ten principale niet tot de bevoegdheid van de EU behoren. De bepaling in het Werkingsverdrag van de EU dat de EU „de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationaal recht in de lidstaten hebben [eerbiedigt], en (…) daaraan geen afbreuk doet” (art. 17 lid 1 VWEU), is er niet voor niets.”

De rechtspraak over gelijke behandeling naar godsdienst moet zich wat betreft Van Bijsterveld vooral „ontwikkelen op nationaal niveau, in lijn met nationale opvattingen over hoe de omgang met religieus en levensbeschouwelijk pluralisme het best gediend is.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer