Aardbeving legde in bergdorp onderwijs plat
Na de aardbeving krijgen kinderen in de bergen van Marokko nu les in containers. „Dit is voor hen de enige kans op een toekomst buiten het dorp.”
Vier witte stipjes vallen al van ver op in het verder bruinrode, maanachtige landschap van Aït Othmane, een dorp hoog in de bergen in de Marokkaanse provincie Al-Haouz. Het zijn prefabcontainers van 3 bij 4 meter. In Nederland zijn de
melkwitte gebouwtjes vooral bekend als bouwkeet, maar hier doen ze dienst als geïmproviseerd klaslokaal voor de kinderen uit het dorp. Op de deur staat het logo van de Belgische stichting Karama Solidarity. In omringende dorpen staan nog zo’n twintig vergelijkbare containers, gedoneerd door het Nederlandse Islamic Relief en het Spaanse Muslim Relief.
Binnen kijken de leerlingen in de klas van juf Aicha geconcentreerd naar de sommen op het schoolbord. Hoeveel is 40+20+10? En 70+30? De negen- en tienjarigen zuchten, laten hun hoofd op een hand steunen. Ze zitten twee aan twee aan tafeltjes versierd met kleurrijke lieveheersbeestjes en zonnebloemen. Boven het schoolbord hangen de regels die gelden in de klas. Niet door elkaar heen spreken. Niet schreeuwen. Goed luisteren.
De honderd leerlingen op deze ‘school’ hadden lange tijd geen les. Het voormalig schoolgebouw, een paar meter verderop, raakte zwaar beschadigd door de aardbeving die Marokko drie maanden geleden trof, waarbij volgens cijfers van de overheid 3000 doden en nog eens 5000 gewonden vielen. Aït Othmane is nog altijd bezaaid met rood puin. De huizen van leem bleken niet bestand tegen aardschokken. Nu wonen alle 600 inwoners in tenten. Er is geen elektriciteit, geen stromend water.
De avond van de aardbeving lag de jonge lerares Aicha te slapen, vertelt ze in het klaslokaal. „Alles schudde heen en weer. Ik kroop op handen en voeten naar de deur. Toen die eindelijk openging, zag ik eerst alleen maar stof. Ik hoorde gehuil en geschreeuw. „Oh, mijn broer!” „Waar is mijn kind?”” Samen met de rest van het dorp begon ze te graven. „Elke keer als we een warme hand voelden, probeerden we diegene te bevrijden. Als we een koude hand voelden, lieten we los.” In Aït Othmane vielen 22 doden.
Gemotiveerd
De drie buitenlandse stichtingen werken samen met de Marokkaanse regering om het onderwijs te herstellen in Al-Haouz. „Het is belangrijk dat de kinderen weer naar school gaan zodat hun ontwikkeling niet stokt”, legt Basma Okbi uit, projectmanager bij Karama Solidarity. „Dat zou na de aardbeving een volgende ramp betekenen.” Volgens Okbi zijn de kinderen zich erg bewust van het belang om te leren. „Ze zijn veel gemotiveerder dan kinderen in de stad omdat dit voor hen de enige kans is op een toekomst buiten het dorp.”
De aardbeving was op een bepaalde manier een zegening voor Al-Haouz, stelt Okbi. „De dorpen zijn zo ver verwijderd van de bewoonde wereld, er zijn niet eens wegen. Eigenlijk werden de mensen in de bergen vergeten. Voor de aardbeving was er niemand die zich om hen bekommerde. Nu is er veel internationale hulp. Er zijn tenten gedoneerd en voedselpakketten, dekens en hygiënekits. Misschien dat er nu eindelijk echt iets gaat veranderen.”
Maar het is niet enkel vanwege de aardbeving dat het onderwijs lange tijd stil lag, ook niet alleen in Al-Haouz. De afgelopen tijd waren er in heel Marokko stakingen door leraren. Ze protesteren tegen een serie hervormingen die de regering wil doorvoeren, die onder meer de werkdruk zouden doen toenemen zonder het salaris te verhogen. Begin november gingen bijna 100.000 mensen de straat op in Rabat voor betere werkomstandigheden en meer salaris, meldden Marokkaanse media. De regering voert nu gesprekken met de lerarenvakbonden.
Wie als leraar in Marokko aan het werk gaat, krijgt door de overheid een plek toegewezen, vertelt Aicha. Voor haar betekende dat een dorp op ruim 2,5 uur rijden van haar geboortestad Marrakech. „Ik wilde lerares worden omdat het me mooi leek om kinderen nieuwe dingen te leren. Ik dacht: het is la vie en rose.”
De realiteit is anders. Ze werkt zes dagen per week. Alleen zondag is ze vrij en dan doet ze de was. Ze verdient 5000 Marokkaanse dirham per maand, omgerekend zo’n 500 euro. „Het is gewoon niet genoeg. Zelfs kopieën moet ik zelf betalen.”
De overheid verzorgt ook een onderkomen voor de leraren. Aicha woont in een klein huisje dat ze deelt met de andere
drie leerkrachten in het dorp. Maar ook dat huis is verwoest door de aardbeving. Nu slaapt ze in eenzelfde witte container als waarin ze lesgeeft. „Elk jaar mag je een voorkeur opgeven. Ik hoop dat ik volgend jaar in Marrakech word geplaatst, maar ik heb geen idee. Misschien moet ik wel tien jaar in de bergen blijven.” Ze lacht ongemakkelijk. „Er is niks aan te doen. Dit is Marokko, er is geen alternatief.”
De naam van juf Aicha is om veiligheidsredenen gefingeerd. Haar echte naam is bekend bij de hoofdredactie.