Rabbijn Jacobs: Juist nu Chanoeka vieren
Voor de Joden begint deze donderdagavond Chanoeka, feest van het licht. In oorlogstijd. „We moeten het feest met nog meer overgave vieren dan anders”, zegt opperrabbijn Binyomin Jacobs. „Anders concentreren we ons op de duisternis en blussen we het licht uit.”
Chanoeka herinnert aan het jaar 164 voor Christus. Joodse opstandelingen, bekend als de Makkabeeën, kwamen in opstand tegen de Grieks-Seleucidische overheersing en heroverden de verwoeste tempel in Jeruzalem. Daar wilden ze de menora aansteken, maar er was nog maar één kruikje olie voorhanden. Daarmee zou de kandelaar niet langer dan een dag kunnen branden. Volgens de overlevering brandde dit kleine beetje olie echter acht dagen lang. Daarom duurt het feest acht dagen.
„De Grieken wilden dat iedereen hun godsdienst zou overnemen”, zegt Jacobs. „Bij Hamas zie je ook dat de hele wereld moet doen wat zij willen. We hopen dat voor iedereen het licht de duisternis zal overheersen. Daarom vieren we Chanoeka. De menora níét aansteken zou een overwinning voor de duisternis zijn.”
Jacobs stuurt een lange lijst van plaatsen waar de acht kaarsjes van de kandelaar Chanoekia worden aangestoken. Deze donderdagavond gebeurt dat achtereenvolgens in Amsterdam (Dam), Lelystad (stadhuis), Nijmegen (Grote Markt) en Rotterdam (Schouwburgplein). Vrijdagmiddag volgt Middelburg (synagoge), in de zes dagen daarna nog 21 plaatsen. Bij het Joodse gemeenschapscentrum Chabad aan de Albert Cuypstraat in Amsterdam ontvlamt de kandelaar van 10 tot 14 december zelfs elke avond.
„Het aantal plaatsen is wat groter dan vorig jaar”, zegt Jacobs. Zelf wil hij aanwezig zijn in Nijmegen, Middelburg, Eindhoven, Amsterdam, Zutphen, Enschede, Groningen, Bourtange, Arnhem en Maastricht. „Ik race dus wel wat af om overal licht in duisternis te brengen, juist nu!” appt hij.
Over veiligheidsmaatregelen vanwege antisemitisme zegt de rabbijn: „Ik ben van nature niet bang. Maar ik ben wel alert. Onze veiligheid is overigens niet het probleem van de Joodse gemeenschap, maar van de plaatselijke overheid.” Op het Gelderlandplein in Amsterdam-Zuid wordt dit jaar geen chanoekia geplaatst. „Volgens de winkeleigenaren zou de veiligheid van het winkelend publiek niet gegarandeerd kunnen worden. Dat is onzin. Er is direct een nieuwe locatie gezocht, op de Zuidas.”
Tijdens de Chanoekaviering worden liederen gezongen, zoals Ma’oz Tzur, dat de overwinning op vijanden bezingt. Kinderen spelen het spel dreidel met een tol waarop de Hebreeuwse woorden Nes Gadol Haja Sjam staan; letterlijk: een groot wonder gebeurde daar.
Tijdens het achtdaagse feest eten de Joden gerechten die met olie zijn bereid, om het wonder van de olie te herdenken, zoals latkes (aardappelkoekjes) en soefganiot (een soort donuts). Het is gebruikelijk dat ouders en grootouders kinderen chanoekageld geven.
Jacobs spreekt op alle plaatsen die hij bezoekt. „De Talmoed wijst op het wonder dat de menora acht dagen bleef branden. Ik zal erop wijzen dat we ook een tweede, veel groter wonder herdenken: dat een klein groepje Makkabeeën de Grieken, die een gigantisch militair overwicht hadden, wist te verslaan. De Makkabeeën vochten voor het behoud van hun godsdienst, voor erkenning van de aanwezigheid van de Eeuwige, voor de herovering van de tempel in Jeruzalem. Het was een strijd tegen de afgodendienst.”
De opperrabbijn maakt een toepassing naar het heden. „Ieder mens, hoe onbelangrijk hij zich ook vindt, heeft een vonkje in zich waarmee hij duisternis kan verdrijven. We horen veel meningen over de oorlog in Israël. Wie kan echter beoordelen of het oorlogsrecht wordt geschonden? Niemand weet wat er in Gaza precies gebeurt; we horen alleen pr-verhalen, van twee kanten. Daar moeten we ons dus niet mee bezighouden. Houd je bezig met je eigen vlammetje, in je eigen omgeving. Dat moet vrede brengen.”