Een appelboom vol rijpe vruchten
Vrijwel nergens ter wereld groeit de kerk zo snel als in India, zegt ds. S. Vasantharaj Albert van de Church Growth Association of India (CGAI). „India is een appelboom vol vruchten. Je hoeft hem alleen maar aan te raken en de vruchten vallen naar beneden.”
Het doel van zijn organisatie, die onlangs haar 25-jarig bestaan vierde, is volgens ds. Albert de uitvoering van het grote mandaat dat Christus ons heeft nagelaten, „namelijk om discipelen in Zijn Naam te maken.” „Dat betekent niet alleen het stichten van nieuwe kerken, maar ook het trainen van voorgangers om de samenleving te transformeren”, zo benadrukt de predikant het tweeledig doel.
De Church Growth Association (letterlijk: kerkgroeiorganisatie) telt nu 16 netwerken met 500 predikanten die zich bezighouden met de opbouw en uitbouw van de kerk. „Steden groeien snel en de stedelijke bevolking drukt een belangrijke stempel op de toekomst van het land. Madras heeft ruim 8 miljoen inwoners, met ruim 2000 kerken. Eenderde van de bevolking woont echter in de 2000 sloppenwijken. We zijn bezig de kerken te mobiliseren, niet alleen om zending te bedrijven, maar ook om hen bewust te maken van de sociale behoeften.”
Zelf is ds. Albert lid van de Church of South India (CSI), een van de grotere protestantse kerken in het land. De meeste snelgroeiende gemeenten behoren echter niet tot zijn kerkverband, maar tot de onafhankelijke evangelische en charismatische kerken. „Het zijn deze kerken die de katalysator vormen in de beweging van evangelisatie en kerkgroei. In Madras is het aantal kerken in veertig jaar tijd met meer dan 50 procent gegroeid, tot 2300 kerken. Ze zijn klein, nieuw en vele nog maar amper vijf jaar oud, maar wel erg actief met verdere uitbreiding. Elk jaar komen er tussen de 200 en 250 kerken bij, alleen al in Madras. Daarvan is 80 procent charismatisch.”
De oorzaak van de kerkgroei verklaart ds. Albert, met de nodige humor, uit het feit dat een voorganger wel naar meer leden móét streven omdat hij door een klein aantal mensen niet onderhouden kan worden, want dan heeft hij „niet genoeg om te eten.” Dan wijst de predikant echter op fundamentelere oorzaken: de nieuw opkomende gemeenten hebben een flexibele structuur. „Als de Church of South India een stuk land wil kopen, dan verloopt dat via heel wat organen. Een charismatisch voorganger kan echter direct handelen. Heeft hij het geld, dan koopt hij onmiddellijk een stuk land en laat hij gewoon een kerk bouwen.”
Toch is de diepste oorzaak van de kerkgroei op het geestelijke vlak te zoeken, zegt de predikant. „De snelst groeiende kerken zijn de biddende kerken die heel veel aandacht besteden aan het gebed. Al leggen zij de Bijbel niet altijd op een juiste wijze uit, zij gehoorzamen wel het Woord van God en geloven in het gezag van de Bijbel.”
Het zijn verder gemeenten die van onderop georganiseerd zijn, met een laagdrempelige structuur. „Iedereen participeert in de dienst. In de grote traditionele kerken is er elke week drama: de predikant acteert en iedereen luistert netjes”, aldus ds. Albert. „Charismatische kerken vormen een familie, een gemeenschap. De meeste voorgangers hebben een duidelijke roeping van de Heere, hebben hun baan opgezegd en sommigen zijn door hun ouders gewijd aan een bijzondere bediening.”
De organisatie heeft het pretentieuze voornemen om in elke straat in India een gebedshuis te plaatsen, onder het motto ”House of Prayer on Every Street” (HOPES). Doel is om 500 mensen te trainen, die vervolgens de komende vijf jaar 5000 kerken onder ongeveer 50 bevolkingsgroepen stichten. In het Thiruvallur-district in de Indiase deelstaat Tamid Nadu (waartoe Madras behoort) moeten 200 predikanten en lekenpredikers getraind worden om in de komende drie jaar 600 kerken te stichten. Door de medewerkers van de CGAI zijn reeds 1000 kerken gesticht, stelt ds. Albert. De groei van de kerken in India schat hij op 200 per week, met in totaal 6000 tot 7000 bekeerlingen. Dit is inclusief de vele huiskerken die overal ontstaan en waarvan het onmogelijk is om het ledental te schatten.
De christelijke populatie is ongelijk verdeeld. In de drie zuidelijke deelstaten Kerala, Tamil Nadu en Karamata woont 65 procent van alle christenen. In Kerala is zelfs eenderde van alle Indiase christenen woonachtig; daarna komt de staat Tamil Nadu, met 16 procent christenen. In de deelstaat Mizoram is zelfs bijna iedereen christen. Voor het overige spreekt ds. Albert van de ”hindi-belt”, met een duidelijke knipoog naar de term ”biblebelt”.
Vooral in Noord-India hebben christenen het moeilijk. „Christenen zijn daar het voorwerp van discriminatie en wanbegrip omdat hindoes denken dat christenen een buitenlandse religie aanhangen. Tien jaar geleden was er sprake van aanvallen op kerken, die steeds meer een duidelijk georganiseerde en geplande actie waren. Maar sinds de Congrespartij aan de macht is, zijn de aanvallen drastisch afgenomen. Overigens is het maar zelden gebeurd dat christenen gedood zijn, behalve dan de moord op een Australische predikant en zijn twee zoons, enkele jaren geleden.”
Het grote probleem is echter de discriminatie door de regering, zegt ds. Albert. „Als een kasteloze dalit christen wordt, zou hij officieel geen dalit meer zijn; maar dat is niet waar, want hij verliest door zijn christen-zijn al zijn privileges en kansen op een goede baan. Namens de kerken zijn verschillende gespreksfora ontstaan die wijzen op de rechten van de dalit-christenen. De regering luistert er wel bereidwillig naar, maar doet geen enkele toezegging. De overheid houdt het aantal christenen kunstmatig laag, want wanneer er te veel dalits christen zouden worden, vreest zij een verdere aantasting van het hindoekarakter van de natie met alle onvrede van dien bij radicale partijen.”
Er is in India vrijheid van godsdienst, maar deze gaat vergezeld van restricties voor christenen, vat de predikant de situatie samen. „De grootste moeilijkheid om christen te worden is niet theologisch, maar sociaal. Intellectueel weten veel mensen wel dat Jezus Christus de ware God is, maar de samenleving staat het niet toe dit openlijk te belijden.”
Ds. Albert ziet voor de toekomst een verdere groei van het christendom. Dat geldt vooral voor Zuid-India, dat door de apostel Thomas als eerste gebied in India het Evangelie ontving. Hij ziet ook opvallende openheid na de tsunami, die grote delen van zuidelijk India trof. „De dorpen van India die het meest zijn getroffen (hij wijst de lijn van Madras naar Sri Lanka aan, KvdZ), waren erg antichristelijk gezind. De vissers die de zee als hun moeder vereerden, zeggen nu dat deze moeder hen heeft gedood. Ze zijn geschokt in hun fundamentele geloofsovertuiging en zijn ontvankelijk voor een geestelijke boodschap, omdat ze onzeker zijn over de toekomst. Kerken willen nu in deze dorpen gemeenten stichten. India is een appelboom vol vruchten. Je hoeft hem alleen maar aan te raken en de vruchten vallen naar beneden. Wat kerken nu vooral nodig hebben, is een strategie en goede methode om de opvang van deze appels in goede banen te leiden.”
voetnoot (u17(Dit is het tweede artikel in een serie over kerk en christendom in India.