Gerard Stoop: Liefde zichtbaar maken in rauwe werkelijkheid van deze wereld
Hij is een bestuurder in hart en nieren. Intussen geniet Gerard Stoop (49), directeur van stichting Ontmoeting, ook van het persoonlijke contact met cliënten als hij bijvoorbeeld de inloop voor dak- en thuislozen eens bezoekt. „Ten diepste ben ik niet anders dan deze mensen. Misschien zijn zij wel veel eerlijker dan ik.”
Samen met een groep mannen uit zijn kerkelijke gemeente trok Stoop eind september door Oostenrijk en Zwitserland. „We overnachtten in primitieve omstandigheden, in een berghut. Dat is niet zo mijn ding. Ik moest behoorlijk uit mijn comfortzone komen”, erkent Stoop. Toch had hij de driedaagse trip niet graag willen missen. „Het enige licht dat ik ’s nachts zag, was dat van de sterrenhemel. Ik raakte er opnieuw door onder de indruk van de grootheid van God. Als je alleen al ziet hoe die sterren ten opzichte van elkaar aan de hemel staan; dat kan geen toeval zijn. Dat is het werk van de Schepper.”
Tijdens de driedaagse trektocht ging geregeld de Bijbel open. „We lazen bijvoorbeeld aan het begin van een dag Psalm 3: „U, Heere, bent een Schild voor mij.” In een meditatief moment probeerden we die woorden tot ons te laten doordringen, ze ons toe te eigenen. Wat betekenen deze woorden vandaag voor je, aan het begin van een tocht waar je misschien tegen opziet? Hoe kunnen ze je verder helpen? Gedurende de dag kwam dit vers geregeld terug”, vertelt Stoop.
Ontspannen zit hij deze ochtend in oktober op de bank in de woonkamer van zijn jaren 30-huis in Hendrik-Ido-Ambacht. Zijn vrouw, Marian, heeft hem zojuist geholpen het koffiezetapparaat te bedienen. „Ik drink zelf geen koffie”, zegt hij verontschuldigend. De boekenkast bevat behalve kook- en kinderboeken diverse theologische titels, zoals de ”Christelijke dogmatiek” en ”Tekst voor tekst”. Aan de wand prijkt een foto van het Gardameer in Italië, gemaakt tijdens een vakantie.
Stoop houdt van de bergen, maar kan eveneens genieten van een vaartocht met zijn boot over Nederlandse rivieren. Al vanaf zijn geboorte woont hij in het Zuid-Hollandse Ambacht. Hij groeide er op in „een warm gezin”. „Maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen stond bij ons thuis hoog in het vaandel. Mijn vader, indertijd hoofd technische dienst bij een woningcorporatie, was bijvoorbeeld actief binnen de SGP.”
Besturen en organiseren zit Stoop in het bloed. Naast zijn baan als directeur-bestuurder van stichting Ontmoeting heeft hij toezichthoudende functies bij enkele christelijke instellingen. Ook is hij medeorganisator van interkerkelijke sing-ins in de openlucht. „Samen met een aantal anderen ben ik daar in coronatijd, toen je in de kerk weinig mocht zingen, mee begonnen. Na corona zijn we ermee doorgegaan, twee keer per jaar, in een groot weiland in Ridderkerk. De laatste keer waren er 1200 tot 1300 mensen uit verschillende reformatorische kerken en ook een aantal uit evangelische gemeenten. Die breedte spreekt me aan. Je vindt elkaar in het samen loven en prijzen van God en je voor Hem verootmoedigen.”
Hij is niet de enige uit het ouderlijk gezin die bestuurlijk actief is. Zijn broer Servaas is burgemeester van West Betuwe, terwijl broer Teunis als bestuurder bij de christelijke zorgorganisatie Cedrah werkt. Over zijn eigen activiteiten op diverse terreinen spreekt Stoop bescheiden. „Ik denk dat ik de gave van God heb gekregen om veel dingen tegelijk te kunnen doen. Hoeveel uur ik per week werk, houd ik niet bij. Ik ben ook vaak thuis, in mijn gezin. Dat is mijn basis, heel belangrijk.”
Sinds vier jaar staat hij aan het roer van Ontmoeting, een christelijke organisatie die zich inzet voor kwetsbare mensen, onder wie dak- en thuislozen. Hij is niet het type bestuurder dat zich enkel met beleids- en strategische zaken bezighoudt en het liefst aan de vergadertafel zit. „Ik vind het belangrijk om te proeven wat onze medewerkers in het veld doen. Tijdens mijn sollicitatiegesprek zei ik heel stoer: „Ik wil een halve dag in de week meedraaien in een team.” In de praktijk is dat toch wat ingewikkeld, maar ik plan er wel bewust tijd voor in, bijvoorbeeld met een bezoekje aan onze inloop in Rotterdam of Harderwijk. Ook rijd ik graag eens mee met onze jongerenwerker op Goeree of onze veldwerkers in Rotterdam. En ik lever van tijd tot tijd een bijdrage aan onze zondagse diensten in Rotterdam. Ik vind het mooi om tussen onze cliënten te zitten en persoonlijk contact met hen te hebben.”
Wat gaat er door u heen als u naast iemand zit die op diverse terreinen is vastgelopen en misschien verslaafd of dakloos is?
„Ik ben altijd dankbaar dat ik na zo’n ontmoeting weer naar huis rijd, dat ik een plek heb waar ik tot rust kan komen, waar ik me geborgen voel en liefde ervaar. Dan besef ik dat ik het niet verdiend heb dat mijn leven er anders uitziet dan dat van een dak- of thuisloze. Ten diepste ben ik niet anders dan deze mensen. Misschien zijn zij wel veel eerlijker dan ik.”
In welk opzicht?
„Jaren geleden, toen Ontmoeting bij mij helemaal niet in beeld was als mogelijke werkgever, deed ik met Marian een keer vrijwilligerswerk voor deze organisatie. We schonken soep aan de Keileweg in Rotterdam, waar straatprostituees liepen. Marian en ik raakten in gesprek met een prostituee die vol passie over het Evangelie vertelde. Even later ging ze weer aan het werk. Daar snapte ik helemaal niets van.
Ook in de zondagse samenkomsten van Ontmoeting kom ik mensen tegen die blijmoedig over het Evangelie spreken. Tegelijk zie ik hen soms dingen doen die daar niet mee stroken. Ik denk aan een cliënt die drankverslaafd was. Hij werd de straatevangelist genoemd. Intussen heeft hij tot z’n dood geworsteld met drank. Als ik eerlijk naar mezelf kijk, moet ik zeggen: Ook ik doe nog vaak dingen die niet passen bij het volgen van Jezus. Alleen houd ik misschien meer de schone schijn op.”
Welke plaats had het christelijk geloof in het gezin waarin u opgroeide?
„Ik ben opgegroeid in de vrije oud gereformeerde gemeente in Ambacht. Daar kwam de ruimte van het Evangelie in mijn beleving niet tot haar recht, maar thuis was die ruimte er wel. Mijn ouders –ze leven allebei nog– wezen altijd op de Heere Jezus. Mijn moeder heeft zich op jonge leeftijd aan Hem overgegeven. Bij mijn vader is dat op latere leeftijd gebeurd.
Persoonlijk heb ik de Heere Jezus echt leren toen ik 20 jaar was. Ons hele ouderlijke gezin was inmiddels hervormd geworden. In de wijk Oostendam van de hervormde gemeente in Ridderkerk hebben Marian en ik na ons trouwen met ons hart belijdenis mogen doen. Ik heb ervaren dat God me gegrepen heeft. Hij houdt me ook vast in Zijn verkiezende liefde. Daaruit mag ik leven. Dat betekent niet dat ik nooit worstelingen ken. Naarmate ik ouder word, ga ik soms minder van God begrijpen, maar me tegelijk steeds meer aan Hem vastklampen.”
Op wat voor momenten ervaart u bijvoorbeeld zo’n worsteling?
„Soms maak je van heel dichtbij ingrijpende dingen mee –ik wil daar niet over uitweiden– waarbij je je afvraagt: waarom gebeurt dit? Dat is een worsteling voor me geweest, ook in mijn verhouding tot God. Dan vind ik het mooi dat je dat ook in de Bijbel terugvindt, vanuit de relatie met Hem. In Psalm 44 staat: „Word wakker! Waarom zou U slapen, Heere?” Dat zijn woorden die ik niet zo snel gebruik, maar het zijn Bijbelse woorden. Die mag je gebruiken in de aanvechting van het leven.”
Vier jaar geleden stapte u over van de overheid naar Ontmoeting. Hoe kwam u daartoe?
„Ik heb jarenlang management- en directiefuncties gehad bij de overheid. Ruim vier jaar geleden was ik nauw betrokken bij het fusieproces van vijf gemeenten tot de gemeente Hoeksche Waard, waarbij ik meebouwde aan de nieuwe organisatie. De wens was de directiefuncties extern in te vullen. Dat riep bij mij de vraag op: wat ga ik doen? Een vraag die overigens al wat langer speelde, misschien wel vanuit een soort midlifecrisis. Ik had een vaag gevoel dat ik weleens iets anders wilde, maar wist niet goed wat. Mijn idee was uiteindelijk langdurig interimmer te worden. Ik had me al verbonden aan een klein bureau, toen de vacature bij Ontmoeting voorbijkwam. Op de een of andere manier liet die me niet los. Zeven dagen na de sluitingstermijn heb ik gebeld met de vraag of we eens konden praten. Op basis van dat gesprek ben ik toegevoegd aan de selectie en uiteindelijk benoemd. Dat heeft zo moeten zijn.”
Bij uw benoeming gaf Ontmoeting aan dat u zich „geroepen” wist tot dit werk. Op welke manier?
„We krijgen geen briefjes uit de hemel, maar soms lijkt het daar wel veel op. In de week dat ik nadacht over een mogelijke sollicitatie kreeg ik het boek ”Kruis in de asfaltjungle” van David Wilkerson. Dat gaat over een predikant in New York die een connectie heeft met mensen uit –zeg maar– de achterban van Ontmoeting. Kort daarna ontmoette ik tijdens een barbecue in Ambacht iemand die ik niet eerder had gesproken en die bij Ontmoeting bleek te werken. Dat zijn van die richtingwijzers die God gebruikt om je een bepaalde kant op te leiden. Ik heb dat als een soort roeping ervaren. Ik vind het mooi dat ik vanuit de bestuurlijke ervaring die ik elders heb opgedaan nu leiding mag geven aan een organisatie die vanuit het Evangelie mensen helpt. Als directeur lever ik daaraan vooral indirect een bijdrage. De mensen op straat doen het echte werk.”
Welke rol speelt uw christen-zijn in uw manier van leidinggeven?
„Ontmoeting heeft als kernwaarden DOEN: duidelijk, open, eerlijk, nabij. Dat begint bij mij. Als ik daar geen invulling aan geef, kan ik dat ook niet verwachten van onze medewerkers. Het gaat om waarden die je in de Bijbel tegenkomt en die je eveneens in een seculiere instelling kunt toepassen. Het is belangrijk dat je in je werkhouding Jezus probeert na te volgen door transparant en eerlijk te zijn, geen spelletjes te spelen. Dat probeer ik bij Ontmoeting ook te doen, met vallen en opstaan, want ik ben niet volmaakt. Ik kan in mijn gedachten bijvoorbeeld weleens te snel gaan, zonder collega’s daarin voldoende mee te nemen. En soms vorm ik te snel een oordeel, terwijl ik te weinig naar de ander heb geluisterd.
Ik vind het mooi dat bij Ontmoeting vaak de Bijbel opengaat. Elke vergadering van het managementteam beginnen we met bezinning. Ook bidden we vaak met elkaar. Dat heb ik in eerdere functies niet meegemaakt. In mijn blogs voor de collega’s probeer ik altijd een geestelijke boodschap te vervlechten. We zijn een professioneel zorgbedrijf, maar het unieke is dat we gedreven door de liefde van Christus ons werk willen doen. Die liefde willen we door alles heen –misschien het meest door onze daden, maar ook door woorden– zichtbaar maken. Regelmatig merken we dat dit overkomt bij cliënten.”
U was betrokken bij de doop van een cliënt, schreef u in het magazine van Ontmoeting. Hoe kijkt u daarop terug?
„Een man die lang in detentie had gezeten, kwam in contact met een vrijwilliger van Gevangenenzorg Nederland die ook betrokken was bij Ontmoeting. Na zijn detentie ging hij onze zondagse diensten in Rotterdam bezoeken. Hij is tot geloof gekomen en had de wens om gedoopt te worden. Daar word ik superblij van, want dit is ten diepste waar we ons werk voor doen. We helpen cliënten om stapjes op de participatieladder te zetten. Dat is belangrijk. Maar onze diepste drijfveer is dat ze iets van de liefde van Jezus gaan zien. Het is prachtig als dat gebeurt, als iemand tot geloof komt en gedoopt wil worden.
Bij Ontmoeting houden we wel diensten, maar we zijn geen kerk. Uiteindelijk is deze man gedoopt in een dienst in de Mijnsherenpleinkerk in Rotterdam, in een setting die vergelijkbaar is met onze diensten. Er ging een hervormde gevangenispredikant voor en ik mocht meehelpen bij de doop door onderdompeling. Dat was een bijzonder moment.”
U gaat zelf geregeld voor in de diensten van Ontmoeting. Hoe ervaart u dat?
„Ik vind het heerlijk om het Evangelie te delen. Over het algemeen krijg ik bij de diensten meer dan dat ik geef. Onlangs kwam de man die gedoopt was voor de dienst naar me toe. Hij wilde taxichauffeur worden, maar is dyslectisch. Hij zag erg op tegen het traject dat hij moest volgen. Nu vertelde hij dat hij geslaagd was voor zijn examen. Hij had ervoor gebeden en zei dat God hem erdoorheen geholpen had. „God is zo goed”, zei hij telkens weer. Zo’n eenvoudig, dierbaar geloof kom ik vaker tegen bij bezoekers van de diensten. Dat raakt me. God gaat door met Zijn werk, soms dwars door alle schotjes en muurtjes heen die wij hebben gebouwd. Ik zou het iedereen uit onze achterban gunnen eens zo’n dienst mee te maken.”
Vinden bezoekers van de diensten weleens een plek in een reguliere gemeente?
„Ons hoogste doel is niet dat mensen bij een kerk gaan horen, maar dat ze de Heere Jezus leren kennen. We vinden het wel mooi als ze dan ook in een gemeente worden opgenomen, maar ons type cliënten past over het algemeen niet zo goed in een gemiddelde kerkdienst in de gereformeerde gezindte. Die duurt voor hen te lang en is te ingewikkeld. De meesten kunnen daar niet aarden.
Helaas is het ook waar dat niet alle kerken voor onze doelgroep openstaan. Ik hoorde eens iemand zeggen: „Die mensen horen hier gewoon niet.” Dat is voor mij onbestaanbaar. Ds. Arie van der Veer hield eens rond Kerst een meditatie in de Oude Kerk in Amsterdam. Hij zei: „Als Jezus in deze tijd op aarde was gekomen, was de kans groter dat Hij hier rond de Oude Kerk op de wallen had gelopen dan in Urk of Barneveld.” Gelukkig is Hij er ook voor de mensen daar, maar Jezus heeft wel bijzonder hart voor de kwetsbaren, de hoeren en tollenaren. Als wij navolgers van Jezus willen zijn, kan het toch niet anders dan dat wij dat ook hebben? Wanneer je geraakt wordt door Zijn liefde, wil je dat met iedereen delen.”
U ziet soms mooie ontwikkelingen bij cliënten. Wat zijn de weerbarstige kanten van het contact met hen?
„Ik heb veel bewondering voor onze collega’s, want we hebben zeker niet alleen maar mooie verhalen; misschien wel vaker niet dan wel. We proberen cliënten te helpen om stapjes vooruit te zetten. Soms is het hoogste doel al bereikt als ze stabiel blijven. En als er een stapje gemaakt wordt, volgen er vaak ook weer twee stappen terug. Ooit sprak een van onze cliënten op een jongerenavond in een kerk. Hij had van alles meegemaakt op het gebied van drank en drugs, maar was tot geloof gekomen, gedoopt, getrouwd en had kinderen gekregen. Hij riep de jongeren onder tranen op: Kies niet het leven dat ik heb geleid, maar kies het leven met God. Dat maakte veel indruk.
Twee jaar later reed ik met een veldwerker mee op de motor. Hij zei: We moeten naar een crisissituatie. Tot mijn verbazing kwamen we bij diezelfde man terecht. Hij zat in een huwelijkscrisis doordat hij weer was gaan gebruiken. Dat is ontmoedigend en vraagt veel van de mensen die rechtstreeks werken met de cliënten. Maar sta er eens bij stil hoe God met ons omgaat. Hoe vaak viel het volk Israël bijvoorbeeld niet terug? Toch zocht God het telkens weer op en riep Hij opnieuw op tot bekering. Wat een genade. Het is ongelooflijk hoeveel geduld God met ons heeft.”
Het werk bij Ontmoeting bepaalt u bij de rafelranden van de samenleving, terwijl u zelf midden in de gereformeerde gezindte staat. Hoe kijkt u daar vanuit uw positie naar?
„Onze reformatorische wereld is erg op zichzelf gericht, met veel oordeel naar elkaar. We kunnen discussiëren over van alles en nog wat. Tegelijk leven we in een wereld waarin miljoenen mensen de Heere Jezus niet kennen en veel aanslagen plaatsvinden op het christelijk geloof. Dat vind ik aangrijpend. Als het Oekraïense leger in de achterhoede met zichzelf gaat vechten, gaat het op het front niet winnen. Zo voelt dat voor mij ook in de reformatorische wereld. We steken veel tijd en energie in discussies over randzaken. Om elkaar vast te houden, moet je elkaar ook ruimte gunnen. Als je elkaar probeert te zoeken in de kern en in het hart, kun je accepteren dat er verschillen zijn. Die hoeven we niet weg te poetsen en daar kunnen we over praten. Maar we moeten niet bij de verschillen beginnen, want dan kom je nooit bij de kern. Intussen zie ik ook dat God doorgaat met Zijn werk. Dat hangt gelukkig niet van ons af.
Bij Ontmoeting doen we ons werk met allerlei mensen van reformatorische en ook evangelische snit. Er zijn weinig discussies. Ik heb hier nog meer dan voorheen geleerd verbinding te zoeken vanuit de kern van het Evangelie en onderlinge verschillen te relativeren en te accepteren. We hoeven niet overal hetzelfde over te denken.”
Heeft het werk bij Ontmoeting u persoonlijk veranderd?
„Meer dan in mijn vorige functies loop ik bij Ontmoeting keihard aan tegen de rauwe werkelijkheid van de gebrokenheid in deze wereld, in mensenlevens. Die is soms hevig. Ieder huis heeft –vroeg of laat– z’n kruis. Dat ga ik steeds meer beseffen, misschien ook doordat ik zelf ouder word. Het bepaalt me temeer bij de vraag welk perspectief je in het leven hebt. Ik merk dat ik daar de laatste tijd sterker mee bezig ben. Een christelijk lied zegt het zo: „Ik leef het leven tegemoet.” Dat is een diepe gedachte. Voor wie gelooft, is sterven erven. Dan mag je voorgoed bij God zijn. Hoe dat leven er precies uitziet, weten we niet, maar God en Jezus zullen in het middelpunt staan en alle ellende die we nu om ons heen zien, zal dan voorbij zijn. Daar zie ik soms sterk naar uit. Ik ga ook steeds meer verlangen naar de dag dat Jezus terugkomt. Ik hoop dat ik dat zal meemaken.”