Ruim helft kiezers naar andere partij: „Burgers staan open voor politiek geëxperimenteer”
Ruim de helft van de kiezers is van plan op een andere partij te stemmen dan bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen, blijkt uit een recente peiling van I&O Research. Nooit eerder lag het aantal overstappers zo hoog.
Pieter Omtzigt doet Pim Fortuyntijden herleven, zegt Matthijs Rooduijn, politicoloog aan de Universiteit van Amsterdam. LPF-voorman Fortuyn schudde in 2002 met zijn nieuwe partij het politieke landschap op. „Ook Omtzigt brengt het hoofd van veel kiezers op hol”, ziet Rooduijn. „Mensen uit alle hoeken van de samenleving zijn gecharmeerd van hem. Zijn kiezers zijn afkomstig uit zeer uiteenlopende partijen.”
De NSC-leider is echter niet de enige oorzaak voor de massale partijswitch, zegt de politicoloog. „Nederland is electoraal gezien nu eenmaal erg onstabiel.” Die ontwikkeling zette volgens Rooduijn in na de millenniumwisseling, toen de ontzuiling definitief een feit was en individualisering steeds meer voet aan de grond kreeg. „Daarvoor was het veel gangbaarder om je hele leven lang lid te zijn van dezelfde partij. Nu twijfelen kiezers vaak tussen twee of drie partijen.”De trend is vanuit democratisch oogpunt positief, zegt Mark van Ostaijen, bestuurssocioloog aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. „Mensen kiezen niet meer wat hun ouders of de traditie hun voorschrijven. Ze maken vaak zelf een keuze op basis van de inhoud.”
Sociologisch gezien maakt hij zich echter zorgen om de ontwikkeling. „Politieke partijen zijn via hun leden ingebed in de haarvaten van de samenleving. Zo ontwikkelen ze maatschappelijke voelsprieten.” Met een afnemende verenigingsrol voor politieke partijen dreigt een belangrijke functie van de politiek te verdwijnen, signaleert Van Ostaijen. „Onvrede druppelt niet meer via het partijpolitieke stelsel naar binnen, maar komt alleen nog op de politieke agenda als je met een bord op het Malieveld staat.”
De socioloog vreest voor „een reflex-overheid” en een politiek die „losgezongen is van maatschappelijke onderstromen”. Volkspartijen, zoals de VVD en het CDA, waren vroeger heel breed, zegt Van Ostaijen. „Ze stonden in relatie tot de samenleving. Binnen die partijen verenigden zich vaak allerlei conflicterende stromingen, van conservatief tot progressief.” Dat niet partijpolitiek, maar maatschappelijke verontwaardiging steeds meer de politieke agenda bepaalt, ziet Van Ostaijen dan ook als een verarming. „Dat gaat ten koste van de stabiliteit, omdat politieke partijen ontwikkelingen niet meer zien aankomen, of pas serieus nemen als een nieuwe partij wordt opgericht.”
Geëxperimenteer
Versplintering van het politieke landschap is volgens de bestuurssocioloog een van de gevolgen van een toenemend aantal zwevende kiezers. Een probleem vindt hij dat echter niet. „Vaak lost versplintering zichzelf op. Het CDA is destijds ook ontstaan uit drie partijen.”
Partijen die te klein zijn, gaan volgens Van Ostaijen vanzelf om zich heen kijken. „We leven echt in een tijd dat de laatste bastions van de verzuiling dreigen te verdwijnen. Kijk maar naar oude partijen, zoals CDA en PvdA.”
Toch blijft ook na de ontzuiling het aantal switchende stemmers verschillen per verkiezingen, zegt politicoloog Rooduijn. In 2021 bijvoorbeeld werd er weinig overgestapt. „Nederland had net een pandemie achter de rug. Mensen hadden behoefte aan stabiliteit”, zegt hij. Nu die tijd voorbij is, zijn kiezers volgens hem meer in voor „politiek geëxperimenteer”.
De politicoloog ziet de onvrede over de huidige politiek als een van de redenen waarom veel mensen van partij veranderen. „Bij voorgaande verkiezingen was stevige kritiek op het politieke bestuur vooral bij partijen op de flanken te vinden, zoals PVV, FVD en JA21. Tegenwoordig kunnen kiezers met die onvrede ook bij gematigdere partijen terecht, zoals BBB en NSC.” Dat is volgens Rooduijn een uitkomst voor de ontevreden zwevende kiezer in het midden. „Die wil vaak niet op zo’n extreme of radicale partij stemmen, maar kan nu toch zijn afkeuring laten blijken.”
CDA en D66 lijken vooralsnog de grootste verliezers te worden bij de verkiezingen. En dat is zuur voor het CDA, te meer omdat Omtzigt volgens Rooduijn „uitgesproken christendemocratisch” is. „Omtzigt wil politieke vernieuwing, zoals een sterker parlement en een nieuw kiesstelsel. Maar de overeenkomsten met zijn oude partij zijn groot.”
Over het gepeilde zetelverlies van D66 verbaast Rooduijn zich niet. „Die partij is als een spons. De ene keer is ze groot, de andere keer klein.” In 2006 bijvoorbeeld haalden de sociaalliberalen drie zetels. Vijftien jaar later –met de campagne over nieuw leiderschap– waren dat er acht keer zo veel: 24. Op dit moment staat de partij op een verlies van zeventien zetels. „Maar het zijn peilingen. Er kan echt nog van alles gebeuren.”