Advies: Sri Lankaanse adoptiezaak moet over bij nieuw hof
De Nederlandse staat en de adoptiebemiddelingsorganisatie hebben gegronde redenen om in cassatie te gaan tegen een uitspraak over een Sri Lankaanse adoptie uit 1992. Dat stelt advocaat-generaal (AG) Gerbrant Snijders in een advies aan de Hoge Raad. Hij geeft het advies de eerdere beslissing van het gerechtshof van Den Haag te vernietigen en de zaak aan een nieuw hof toe te wijzen.
De zaak draait om een vrouw die in Sri Lanka werd geboren en kort daarna door Nederlandse adoptieouders werd geadopteerd. Toen ze op zoek ging naar haar biologische ouders, slaagde ze er niet in die te vinden. Dat wijt ze aan misstanden bij het adoptieproces. De vrouw wilde dat een rechter zou bepalen dat de staat en de adoptiebemiddelingsorganisatie onrechtmatig hebben gehandeld en haar een schadevergoeding moeten betalen.
Het gerechtshof van Den Haag volgde de argumentatie van de vrouw, en stelde dat de staat en de bemiddelingsorganisatie inderdaad meer hadden kunnen doen. Een verjaring van de zaak, waar de adoptiebemiddelingsorganisatie en aanvankelijk ook de staat om hadden gevraagd, verwierp het hof. Daarop gingen beiden in cassatie. De staat heeft inmiddels zijn beroep op verjaring wel ingetrokken.
Advocaat-generaal Snijders zegt gegronde redenen te zien voor een cassatieberoep. Het oordeel moet volgens hem worden gebaseerd op de regels die ten tijde van de adoptie van kracht waren. En toen bestond bijvoorbeeld de verplichting nog niet om gegevens te controleren die door buitenlandse instanties werden verstrekt. Bovendien heeft het hof in Den Haag de verwerping van het beroep op verjaring onvoldoende gemotiveerd.
De uitspraak van de Hoge Raad staat voorlopig gepland op 19 april 2024.