Meditatie: Licht in duisternis
Jesaja 9:1
„Het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien; degenen, die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen.”
Veel Schriftplaatsen (zoals 2 Samuël 7:12-13, Psalm 89:4-5 en Jesaja 9:5-6) waren niet anders dan stralen van dit Licht, dat spoedig na de val Adam en Eva en ook de vaders vóór de zondvloed heeft verlicht. En dat daarna ook zonder ophouden de mensen heeft verlicht tot de tijd van Abraham, die de belofte ontving: „In uw Zaad.” Steeds opnieuw en steeds duidelijker heeft God de belofte van dit Licht door de profeten laten voorstellen en met grote vlijt doen verkondigen, tot aan de komst van Christus, Die de Heiland en het Licht der wereld is.
Johannes spreekt over deze dingen zo eenvoudig als een kind. Deze woorden klinken –zeker in de oren van de wereldwijzen– ook echt als kindertaal. Maar er is zo’n majesteit onder verborgen, dat geen mens, hoe hoog ook verlicht, deze ooit zal kunnen doorgronden of uitspreken. Als Johannes zegt: „In Hem was het Leven, en het Leven was het Licht der mensen”, dan zijn dat enkel donderslagen tegen het licht van het verstand, tegen de vrije wil en de kracht van de mens. Ja, tegen alles wat de natuurlijk mens is. Het is alsof hij wilde zeggen: alle mensen die buiten Christus zijn, ontbreekt het totaal aan licht. Ze zijn dood en veroordeeld – want hoe zouden ze het leven hebben, terwijl ze niet alleen in de duisternis wandelen, maar zelf duisternis zijn?
Maarten Luther, reformator te Wittenberg
(”God is liefde”, 1538)