Meditatie: Niet meten, maar vooral geloven
Wij meten graag. Meten is weten. Op allerlei gebied doen we dat. Ook op kerkelijk gebied. We hebben statistieken van het aantal geboorten, doopsbedieningen, openbare geloofsbelijdenissen, toetreders tot de gemeente en kerkverlaters.
Nu is dat meten aan de ene kant noodzakelijk. Een kerkenraad en een commissie van beheer of kerkvoogdij hebben cijfers nodig om het beleid op af te stemmen. Aan de andere kant is het soms deprimerend om die cijfers te zien. Het gaat niet goed met de kerk. Ze lijkt een multinational die overal krimp vertoont.
In zijn derde nachtgezicht ziet Zacharia iemand die de verwoeste stad Jeruzalem aan het opmeten is. De stad moet herbouwd worden. Daarom wordt precies gemeten hoeveel huizen er binnen de muren passen. Dan komt plotseling het dringende bevel daarmee te stoppen. Want de stad van God zal niet ommuurd kunnen blijven.
„En zie, er was een Man; en in zijn hand was een meetsnoer. (…) En hij zei tot hem: Loop, spreek deze jongeling aan, zeggende: Jeruzalem zal dorpsgewijze bewoond worden vanwege de veelheid der mensen en der beesten, die in het midden derzelve wezen zal.” - Zacharia 2:1b, 4
Omdat een dorp geen muren had, kon het steeds worden uitgebouwd. Zo zal het met de nieuwe stad van God gaan. In Openbaring 21:16 en 17 wordt het nieuwe Jeruzalem getekend als een enorme stad. De lengte, breedte en hoogte is 12.000 stadiën. Dat is 2200 kilometer. Om het even concreet te maken: de breedte hiervandaan naar Moskou, de lengte hiervandaan naar het zuidelijkste puntje van Spanje en zijn hoogte eveneens 2200 kilometer. Een enorme kubus. Natuurlijk is dit beeldspraak, maar het geeft aan wat een enorme ruimte er zal zijn. Wie zegt dat hij niet kan zalig worden, worden alle argumenten uit handen geslagen. En wie zegt dat het straks afgelopen is met de kerk, krijgt hier een geweldig uitzicht.
Ja, soms voelen wij ons als Zacharia. Het aantal ware gelovigen wordt steeds minder. Velen wonen liever in Babel dan in de stad van God. De profeet Elia was in zijn tijd zelfs zo moedeloos dat hij dacht dat hij alleen was overgebleven. Maar er waren er nog 7000, zei de Heere toen.
Meten is niet het enige. Laat ik mijn lege hand maar leggen op de belofte. Ik moet mijn geloof niet bouwen op actuele cijfers. Als dan de plaatselijke gemeente explosief groeit, zou mijn ‘geloof’ omhoog schieten en als het plaatselijk minder wordt, zou mijn ‘geloof’ in wanhoop wegzinken. De Heere geeft ons een betere grond: de belofte, die vast en zeker is. Zijn verkiezende liefde staat er garant voor.
„Wat schept de Heere een onmetelijke ruimte om zalig te worden”
De stad van God zal straks duizelingwekkende afmetingen hebben. Mag ik persoonlijk ook een inwoner zijn? Jazeker, zegt u, ik ben lid van de kerk. Dat is goed, maar ben ik een levend lid van de kerk? Jezus is de Deur. Mocht ik als een arme zondaar door Hem binnengaan? Dan gaat die verbroken en verbrokkelde stad in zijn huidige vorm mij aan het hart. Dan ga ik niet langer naar anderen wijzen, maar dan zeg ik met Daniel: „Wij hebben gezondigd en onrecht gedaan…” (Dan. 9:5)
Het staat er toch goed voor met de stad van God. Wat schept de Heere een onmetelijke ruimte om zalig te worden. Maar straks zullen er helaas ook velen zijn die buiten de stad staan. Niet omdat er geen plek was, maar omdat men geen heil zag in de geopende armen van de Heere Jezus. Nóg is er plaats…