Bedrijventerreinen staan voor wederombouw
Nederland telt 3500 bedrijventerreinen. Daarop is ongeveer 10 procent van de bedrijven gevestigd. Een derde van de beroepsbevolking werkt op zo’n bedrijvenpark.
Er zijn bedrijventerreinen waarop eigenlijk niets gemeenschappelijks is, behalve misschien de beveiliging en het gezamenlijke parkeerbeleid. Er zijn ook bedrijventerreinen waarop juist een sterke interactie plaatsvindt tussen de verschillende producenten en afnemers.
De circulaire economie (een model waarbij materialen en producten zo lang mogelijk worden (her)gebruikt) van bedrijventerreinen krijgt de laatste tijd veel aandacht. Provinciebesturen, zoals die van Gelderland en Zuid-Holland, presenteerden hierover al ambitieuze plannen. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft over dit thema een tweetal studies geschreven. En in de nieuwe Nota Ruimte, die in 2024 gaat verschijnen, zal naast wonen ook werken op circulaire bedrijventerreinen een grote rol gaan spelen. Minister Hugo de Jonge heeft in het kader van het schrijven aan de Nota Ruimte een aantal hoofdlijnen gepresenteerd. Hij heeft het daarbij over de ”wederombouw” van Nederland.
Ik vind deze aanpak zonder meer sympathiek; ze toont lef om de grote thema’s van wonen, werken, energie, klimaat en circulariteit tegelijkertijd en in gezamenlijkheid aan te pakken. Er is een heldere regie nodig om duurzame ontwikkeling te laten beginnen en in goede banen te leiden. De verschillende plannen en studies van de afgelopen maanden laten zien dat de Nederlandse overheid deze regie wil pakken en bereid is om langjarige lijnen uit te stippelen. Dat langjarige is van groot belang, omdat bedrijven snakken naar een stukje zekerheid in het milieubeleid, het afvalbeleid, het vestigingsbeleid, het klimaatbeleid enzovoort.
Nog even terug naar de circulaire economie. Want wat ik node mis in de mooie plannen is welke circulariteit er nu precies bedoeld wordt als het gaat om de circulaire economie van bedrijventerreinen. Dat kan namelijk over heel veel verschillende dingen gaan. Zo heeft de circulariteit op bedrijvenparken te maken met de gebouwen zelf. De vraag is bijvoorbeeld welke constructiematerialen er worden gebruikt of hoe onderhoudsvriendelijk de locatie is. De circulariteit kan ook te maken hebben met wat er in de kantoren nodig is. Daarbij valt te denken aan de meubels, de ICT-infrastructuur of het al dan niet inzetten op een papierloos kantoor. De circulariteit kan ook betrekking hebben op wat er in de productiehallen gebeurt, welke grondstoffen er gebruikt worden en of het mogelijk is om gerecycled materiaal te gebruiken.
Deze veelzijdigheid van circulariteit leidt tot verschillende soorten gedrag bij ondernemers. Ik zal er twee noemen, maar er bestaan uiteraard heel veel variaties op dit thema. Er is zonder meer een groep bedrijven die heel zorgvuldig en serieus alle aspecten van de onderneming tegen het licht houden en er vervolgens achter komen dat volledig circulair werken iets van de lange adem is en bovendien erg complex is. Er is ook een groep ondernemers die goede sier maken met een beperkt aantal in het oog springende activiteiten, zoals het organiseren van duurzame catering of het gebruiken van tweedehands meubilair om de bedrijfsentree wat op te leuken. In beide gevallen blijkt het daadwerkelijk circulair maken van het productieproces (door bijvoorbeeld het gebruik van gerecyclede kunststoffen en metalen of door het verlengen van de levensduur van de producten) het meest ingewikkeld te zijn. Terwijl juist daarin de grootste duurzaamheidswinst te behalen is.
De spannende vraag is hiermee hoe inhoudelijk en richtinggevend de plannen van de overheid worden. Vindt de minister het überhaupt denken aan duurzaamheid al goed genoeg voor de bedrijventerreinen? Of wordt er meer verwacht en krijgen de bedrijven duidelijke kaders om hieraan invulling te gaan geven? Ik hoop het laatste. Ik zie namelijk nog steeds veel te veel mooie plannen, zonder veel diepgang. Het wordt tijd voor een radicaal andere koers, zodat circulaire economie ervoor kan zorgen dat de Nederlandse economie weer sterk en veerkrachtig wordt.
De auteur is lector Circulaire Energietransitie.