De Nobelprijs voor de Literatuur is donderdag toegekend aan de Noorse schrijver Jon Fosse. Hoofdredacteur van literair tijdschrift Liter, Gerda van de Haar, schetst de Nobelprijswinnaar en zijn werk. Fosse is dit jaar gastschrijver van Liter, dat de verbinding tussen literatuur en religie zoekt.
Fosse (1959) heeft de prijs gekregen om zijn „innovatieve toneelwerk en proza dat een stem geeft aan het onzegbare”. Dat heeft de Zweedse Academie, die de prijs jaarlijks toekent, donderdagmiddag bekendgemaakt. De permanent secretaris van de literatuurprijs, Anders Olsson, voegde eraan toe dat Fosse in „radicaal gereduceerde taal en dramatische handeling” uitdrukking geeft aan „de krachtigste menselijke emoties van angst en machteloosheid.” Fosse is thuis in een breed genre. Hij is auteur van toneelstukken en romans, poëzie, essays en jeugdboeken.
Zijn boeken hebben een bepaalde toon, door sommigen een Bijbeltoon genoemd. Er zit niet veel variatie in, zinsneden worden herhaald, het heeft iets bezwerends en ook vaak iets verstilds. In zijn grote roman ”Septologie”, die in drie delen verscheen (”De andere naam”, ”Ik is een ander” en ”Een nieuwe naam”), kijkt de schilder Asle terug op zijn werk en zijn leven. Hij schildert abstracten. Zijn laatste werk doet denken aan een kruis. Asle bidt zoals hij ademt, vanzelfsprekend, dromerig. Het maakt de boeken op een vreemde manier spannend.
Dat is voor de schrijver zelf niet steeds zo geweest. Jon Fosse groeide op in de Noorse kerk. Zijn moeder was aangesloten bij de Quakers, de mensen van het ‘innerlijk licht’: het licht dat God is, of de Geest. Toen hij zestien was, wist hij niet hoe gauw hij weg moest komen uit het kerkelijk milieu.
In zijn jaren aan de academie beweerde hij dat je als hedendaags schrijver het beste atheïst kan zijn. Maar hij las Heidegger en kwam later bij diens middeleeuwse leermeester Eckhart terecht. Bij Eckhart herkende hij de ”negatieve theologie”: we moeten leeg raken van alle beelden die we van God hebben, pas dan komt er ruimte voor Zijn aanwezigheid.
Nynorsk
Zoiets ervoer Fosse ook in zijn schrijven. Een plan helpt niet, het komt van buiten. Hij schreef zich onbewust naar het geloven toe. Op een moeilijk moment in zijn leven kwam er een wending richting de kerk. Hij probeerde het nog even bij de Quakers, werkte samen met mensen uit de Noorse Lutherse kerk, ontwikkelde de nodige sympathie voor het boeddhisme, en werd in 2013 lid van de kleine Noorse rooms-katholieke gemeenschap. Bij de combinatie van mystiek en ritueel voelt hij zich het meest thuis.
Fosse schrijft in Nynorsk, een taal die ongeveer de status heeft van het Fries bij ons. Het is de taal van de kust en de fjorden. In Fosses werk zit dan ook veel water, varen en eindeloosheid. De mist doet de rest. Het maakt je vanzelf stil.
Gebeurtenissen beschrijft hij vanuit de binnenkant, vanuit hoe iemand ze beleeft. Heel alledaagse dingen zijn het vaak, en hoe diep reiken die niet? Fosse heeft zich tot taak gesteld om dat te beschrijven.
Fosse stemde in 2022 in met een jaar gastschrijverschap voor Liter. In 2023 verscheen van hem allerlei werk in het tijdschrift, voor de kersteditie worden nu essays vertaald. Alles in een sterk Nederlands van Marianne Molenaar, met de onmiskenbare monotonie van het gebed.
Bij de Nobelprijs voor de Literatuur, die later wordt uitgereikt, hoort een bedrag van omgerekend circa 950.000 euro.