Provincies willen ruimte en vertrouwen om uit ‘keurslijf’ te komen
De provincies moeten van de rijksoverheid de ruimte krijgen om tempo te kunnen maken met de enorme opgaven die er liggen op het gebied van de energietransitie, stikstof en de inrichting van de leefomgeving. Het geld daarvoor moet niet in aparte potjes worden gestopt zodat „we steeds maar bezig zijn te voldoen aan de regeltjes. Daar moeten we van af.” Jaap Smit, voorzitter van het Interprovinciaal Overleg (IPO) en commissaris van de Koning in Zuid-Holland, gaf die noodkreet aan het begin van het jaarcongres van de belangenvereniging van de provincies. Het thema is ‘Aan de slag’.
De verkiezingen van volgende maand worden „spannend en redelijk onvoorspelbaar”, denkt Smit. „Er zit verandering in de lucht. Besturen zal er niet gemakkelijker op worden.” Hij doelt op het „keurslijf” waar lagere overheden mee te maken hebben, wat volgens hem soms leidt tot „absurde” situaties. „We hebben alles zo goed dichtgeregeld dat er niets meer kan.” Hij riep de landelijke politiek daarom op lagere overheden te vertrouwen en meer bewegingsruimte te geven.
Als positief voorbeeld gaf hij Porthos, het project voor CO2-opslag bij Rotterdam waarvoor de Raad van State toestemming gaf, ondanks de tijdelijke en beperkte toename van de stikstofuitstoot op de Natura 2000-gebieden in de buurt. „Soms moet je regels even oprekken om op langere termijn winst te boeken”, zei Smit daarover. Hij ging niet in op het ‘stikstoffonds’ van 24 miljard euro waarmee de provincies de komende jaren onder meer de kwaliteit van de natuur moeten verbeteren. Dat fonds heeft vooralsnog geen groen licht uit Den Haag gekregen.
Bij de formatie van een nieuw kabinet na de verkiezingen moeten het IPO, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de waterschappen vanaf het begin worden betrokken, bepleitte de IPO-voorzitter. „Er ligt enorm veel werk op ons te wachten, het tempo moet omhoog. Het is terecht dat de samenleving daarop zit te wachten.”
Demissionair minister van Binnenlandse Zaken Hugo de Jonge zou een toespraak houden in de Haagse Stadsschouwburg waar honderden Statenleden, gedeputeerden en andere betrokkenen het begin van het congres bijwonen. De bewindsman moest echter verstek laten gaan vanwege verplichtingen in de Eerste Kamer.