Chipbedrijven ASML, Besi en ASMI grootste verliezers in AEX
Chipbedrijven ASML, Besi en ASMI waren donderdag de grootste verliezers bij de hoofdfondsen aan de Amsterdamse beurs. Beleggers zetten de techaandelen tot bijna 4 procent lager vanwege de weer opgelaaide renteangst. De financiële markten zien graag dat de Federal Reserve in de Verenigde Staten stopt het met verhogen van de rente, maar dat laatste lijkt gezien recente economische data nog niet te gaan gebeuren. Techaandelen zijn doorgaans erg gevoelig voor zulke rentevrees. Op het Damrak wisten ook Philips en Shell de aandacht op zich gericht.
Philips ging met een min van 0,5 procent de handel uit. Het medisch-technologische bedrijf zei een akkoord te hebben bereikt over schadevergoedingen voor klanten in de Verenigde Staten die apparaten tegen slaapapneu gebruikten die defect bleken te zijn. Philips betaalt hen minstens 479 miljoen dollar aan vergoedingen. Er liepen tal van Amerikaanse rechtszaken vanwege een grote terugroepactie van slaapapneu-apparaten waarvan isolerend schuim kan afbrokkelen.
Shell won 0,4 procent. Persbureau Bloomberg meldde op basis van ingewijden dat Shell en ExxonMobil praten met het Canadese Tenaz Energy over een mogelijke verkoop van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). Shell weigerde zelf commentaar te geven. Het was al bekend dat de olie- en gasconcerns van de winningsactiviteiten van de NAM af willen vanwege het dichtdraaien van de gaskraan in Groningen. Shell en ExxonMobil zijn beide voor 50 procent eigenaar van de NAM.
Beleggers verwerkten ook nog nieuwe handelscijfers uit China. Die vielen iets beter uit dan verwacht. Zowel de export als de import daalden minder sterk dan gevreesd. De cijfers konden de zorgen over de kwakkelende Chinese economie echter niet wegnemen. De AEX-index in Amsterdam sloot uiteindelijk 0,8 procent lager op 739,71 punten. De MidKap daalde 1,3 procent tot 854,18 punten. De beurzen in Parijs en Londen stegen tot 0,2 procent. De DAX in Frankfurt verloor 0,1 procent, na een sterker dan verwachte daling van de Duitse industriële productie.
De euro was 1,0706 dollar waard, tegen 1,0734 dollar een dag eerder. Een vat Amerikaanse olie kostte een fractie minder op 87,53 dollar. Brentolie werd 0,1 procent goedkoper op 90,47 dollar per vat.