„Westerse zending was tweerichtingsverkeer”
Westerse zending en missie in de voormalige koloniën was meer dan een simpel eenrichtingsverkeer. Zending was weliswaar een „onontwarbaar deel van de koloniale droom”, maar resulteerde in een culturele, economische en politieke uitwisseling tussen kolonisator en gekoloniseerde.
Zendingswetenschapper prof. dr. P. Holtrop zei dit vrijdag bij zijn afscheid als hoogleraar van de Theologische Universiteit Kampen (Oudestraat). Recent onderzoek van historici, antropologen en cultuurwetenschappers laat volgens hem zien dat de relatie tussen zendeling en potentiële bekeerling ingewikkelder was dan een simpel eenrichtingsverkeer, dat geheel door de eerste -als handlanger van de koloniale onderdrukking- werd bepaald.
Gekoloniseerde volken waren geen willoos slachtoffer van imperialistische machten, zei Holtrop. Kolonisatoren (ook zendelingen) en gekoloniseerden waren van elkaar afhankelijk. Tussen de brengers en de ontvangers van de christelijke boodschap ontspon zich vaak een hevige culturele en religieuze strijd.
Zo reageerden de Tswana, een volk in Zuid-Afrika, afwijzend op de pogingen van Britse missionarissen om hen te bekeren, schrijven de antropologen Jean en John Comaroff. Ook weigerden ze bijvoorbeeld na een eindeloos debat over hun regenmaker de uitleg van de zendelingen over de oorsprong van de regen te aanvaarden.
De zendingsarbeid leidde niet zozeer tot bekering van de Tswana als wel tot „kolonisering van hun bewustzijn”, citeerde prof. Holtrop de antropologen. Het westerse beschavingsoffensief beïnvloedde het wereldbeeld van de Tswana diepgaand.
Ook de zendelingen veranderden door de ontmoeting met hun potentiële bekeerlingen. „Zendelingen waren culturele grensgangers, ingeweven in een complex web van relaties”, zei Holtrop. „Zendelingen en de plaatselijke bevolking werden beiden deel van een vervlochten, gemeenschappelijke cultuur, waarin beide partijen zich automatisch vervreemdden van hun oude omgeving.”