„Jongere wantrouwt overheid meer”
Jeugdwerkers zien onder jongeren sinds de coronapandemie een groter wantrouwen ten aanzien van de overheid. Complottheorieën blijken populair.
Dat blijkt uit twee onderzoeken in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken, uitgevoerd door onder andere het Nederlands Jeugdinstituut en het Verwey-Jonker Instituut. De onderzoeken zijn gebaseerd op verdiepende gesprekken met in totaal 38 jeugdprofessionals en op vragenlijsten die zijn ingevuld door 84 jongerenwerkers.
De jongeren waarmee jeugdwerkers te maken hebben, kampen vaker dan de gemiddelde jongere met problemen. Ze zijn gefrustreerd, wanhopig, en somber over de toekomst. Vaak geven ze de overheid de schuld van hun ellende. De jongeren voelen zich niet gehoord, zo blijkt uit de onderzoeken.
Katalysator
De coronaperiode versterkte de polarisatie en het wantrouwen in de overheid, aldus de onderzoekers. Toch spelen meer thema’s een rol, zoals de toenemende armoede, het tekort aan woningen, de klimaatcrisis, de toeslagenaffaire, het asielbeleid en de problemen in de jeugdzorg.
Sociale media vormen een belangrijke katalysator van polarisatie, aldus de onderzoeken. Online ‘schreeuwen’ lijkt immers te lonen. Want hoe extremer de uitspraak, hoe prominenter deze wordt getoond en hoe meer deze losmaakt. Ook is het online gemakkelijk en veilig om anoniem (extreme) uitspraken te doen. De jeugdprofessionals zeggen meer online te willen zijn om aansluiting te houden met jongeren. Nu vallen onlinewerkzaamheden niet altijd of maar beperkt onder het takenpakket.
Jongerenwerkers zien nadrukkelijk een rol voor zichzelf bij de preventie en aanpak van wij-zij-denken in de maatschappij. Ze willen daarom graag handvatten en kennis om met jongeren in gesprek te gaan. Nu ervaren ze dat ze niet altijd de inhoudelijke kennis hebben om te kunnen omgaan met polarisatie en het groeiende wantrouwen. Een van de deelnemers zegt hierover: „Wat ik moeilijk vind, zijn de complottheorieën. Die schieten als paddenstoelen uit de grond. En dan moet je maar kunnen weerleggen dat het niet zo is.”
Straatcultuur
Michel Weening, jongerenwerker in Zwijndrecht, relativeerde in dagblad Trouw de uitkomsten van het onderzoek enigszins. „Jongeren hebben altijd al een eigen straatcultuur gehad. Daarbij hoort dat ze zich aan elkaar spiegelen en zich afzetten tegen hun ouders, en ook tegen de maatschappij.”
Ook een van de onderzoeken rept daarvan. Zo zou het uiten van radicale ideeën bij de identiteitsontwikkeling horen. Het advies is om daarom terughoudend te zijn met al te snel labels van radicalisering op jongeren te plakken. „Kijk naar de jongere als persoon.” En: „Bevraag ze met een open houding.”
De onderzoeken bevestigen intussen een trend. Afgelopen jaar waarschuwden de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) al voor een toename van het radicale anti-overheidsdenken.