Op zoek naar farao’s uit de Bijbel; wie waren ze?
Welke farao stelde Jozef tot onderkoning aan? Wie was de farao die Jozef niet meer kende? Wie was de farao van de uittocht? Vrijwel al deze vragen hebben te maken met de datering van de aartsvaders en van de Egyptische heersers.
De Egyptische priester Khakheperre Seneb klaagt tijdens de laatste tien jaar van de regeringsperiode van farao Senwosret III: „Ik mediteer over wat er nu gebeurt, over de zaken die het hele land in hun greep hebben; verandering hebben plaats, het is anders dan in vorige jaren. Elk jaar is zwaarder dan het voorgaande. Het land is in nood, rouw in elke plaats; steden en districten in ellende.”
Wat is er aan de hand? Geografisch is Egypte verdeeld in Opper- en Neder-Egypte. De landbouw in met name Opper-Egypte (onder Neder-Egypte op het kaartje) is sterk afhankelijk van de overstromingen van de Nijl. In Neder-Egypte, dat de Nijldelta en het Bijbelse land Gosen omvat, regent het ook frequent.
Gewoonlijk zetten de jaarlijkse overstromingen een vruchtbare teeltlaag af. Maar in deze periode dat de priester klaagt staat het water in het voorjaar in de Nijl 8 tot 11 meter hoger dan normaal tijdens de overstromingen. Er heeft een catastrofe plaats. Dijken en huizen spoelen weg. Het water staat nog op akkers als de tijd om te zaaien en te planten is aangebroken. Geen wonder dat er een standbeeld bestaat van farao Senwosret III op oudere leeftijd waarop hij nogal somber en zorgelijk kijkt.
Pieter van der Veen, archeoloog aan de Johannes Gutenberg Universität in München, houdt de bestaande tijdrekeningen van de farao’s grondig tegen het licht in de omvangrijke studie ”In Search of the Biblical Patriarchs”, die hij schreef met historicus Uwe Zerbst.
Er bestaan verschillende Egyptische tijdrekeningen, die elk uitgaan van hun eigen aannames, en die enkele honderden jaren van elkaar verschillen. De meest gebruikelijke zijn een lange en een korte chronologie. Van der Veen laat beide voor wat ze zijn. De van oorsprong Nederlandse archeoloog baseert zich op onderzoek naar antieke Egyptische, Akkadische en Babylonische geschriften op papyrus en kleitabletten. Hij combineert die gegevens met het onderzoek van de Britse archeoloog David Rohl en de Britse astronoom David Lappin van de University of Glasgow. Het levert een datering op die zo’n honderd jaar jonger is dan de gebruikelijke jongste ouderdom voor het Egyptische Middenrijk, dat belangrijk is voor de geschiedenis van de aartsvaders.
Deze herziene chronologie heeft gevolgen voor de dwarsverbanden tussen de Egyptische en de Bijbelse geschiedenis. Onder anderen farao Senwosret III (ook wel Senusret of Sesostris genoemd) en zijn zoon Amenemhat III, die samen een coregentschap hebben, kruisen bekende Bijbelse personen.
Beide farao’s maken deel uit van de twaalfde dynastie, ook wel Egyptes gouden eeuw genoemd. Senwosret III houdt de roofzuchtige Nubische nomaden onder de duim. Amenemhat III cultiveert 7000 hectare woeste grond rond het Moerismeer door het te bevloeien, en bouwt een tempel die in grandeur de piramides overtreft.
Jozef
Jozef komt in de regeerperiode van Senwosret III de Egyptische geschiedenis binnen, stelt Van der Veen. Er zijn archeologische vondsten bekend die dat lijken te bevestigen. Hij komt als slaaf in dienst van Potifar. Mogelijk is hij de Dedu of Dedusobek die politierechter was aan het hof van Senwosret II en Senwosret III. Dat zou prima passen in het plaatje.
Allereerst Jozefs naam Zafnath Paäneah (Gen. 41:45), een hebraïsering van zijn oorspronkelijke Egyptische naam dd-p3-ntr-iw.f-’nh – de god zegt, laat hem leven. Deze naam wordt ook wel vertaald met ”de geroepene” of afgekort tot Ipy, ”de levende”, of met "hij die genoemd wordt Ipi-Anchu” Opmerkelijk is dat de naam Ipy of Ipy-Ankh aan het einde van de twaalfde dynastie geregeld voorkomt. Hetzelfde geldt voor de naam van Jozefs vrouw Asnath (iws-n.t: ”zij behoort jou toe”). Zij is de dochter van Potifera, de priester van On of Heliopolis.
Wat is Jozefs functie aan farao’s hof? Hij wordt vaak beschouwd als onderkoning; maar is hij dat ook geweest? Volgens Genesis 41:42 draagt Jozef de zegelring van de farao; hij was dus de ”koninklijke zegeldrager”. Er is een zegel gevonden van ene Iy uit Avaris, die opzichter is van de koninklijke graanschuren tijdens de twaalfde of dertiende dynastie. Uit de Bijbel is bekend dat Jozef „zeer veel koren, als het zand der zee” bijeenbracht (Gen. 41:49). Maar of hij dezelfde is als deze Iy op het zegeltje uit Avaris is onzeker.
Sommige egyptologen beschouwen de aanduiding ”opzichter van de koninklijke graanschuren” als een benaming voor de Egyptische minister van landbouw, schrijft Van der Veen. Jozef zou deze post dan hebben bekleed.
Opmerkelijk is de landhervorming die in die tijd plaatsheeft. Senwosret III en zijn zoon Amenemhat III worden eigenaar van het hele Egyptische grondgebied. Ook dat is Bijbels te duiden. Tijdens de hongersnood, wanneer „het land van Egypte en het land Kanaän razen vanwege de honger” (Gen. 47:13), verkoopt Jozef dat graan aanvankelijk voor geld (vers 14), daarna voor vee (vers 18) en ten slotte voor land (vers 20). Alle Egyptenaars, behalve de priesterkaste (Jozefs schoonfamilie), worden daardoor knechten van de farao.
Archeologen wijzen ook op de naam van irrigatiekanaal Bahr Yussuf, ”Waterweg van Jozef”. Het loopt evenwijdig aan de Nijl en voert overtollig Nijlwater af naar het Moerismeer. Onder de regering van Amenemhat III is dit kanaal opgeleverd. Maar wat Jozef met dit overloopkanaal te maken heeft, is niet meer te achterhalen, stelt Van der Veen.
Gosen
In deze tijd komt Jakob met zijn hele gezin naar Egypte. Jozef geeft hun het land Gosen als woonplaats. Gosen ligt in het oostelijke deel van de Nijldelta. Het omvat ook het vruchtbare grasland ten zuiden van Avaris (Tell el-Daba), de hoofdstad van Neder-Egypte. De streek draagt ook de namen Rameses of Raämses.
Uit opgravingen is gebleken dat West-Aziaten uit Kanaän tijdens de twaalfde of dertiende dynastie nederzettingen hebben gesticht in of rond Avaris. Dat kunnen heel goed Jakob en zijn familieleden zijn geweest. De feiten passen daar in ieder geval tamelijk goed bij, schrijft Van der Veen. Een aantal van hen is in dienst van de regering als ambtenaar, opzichter of veemeester onder leiding van een rijke Aziaat die een nauwe relatie had met de centrale Egyptische regering. Wie hij is geweest, weten we niet. Andere Aziaten dienen als soldaat in het Egyptische leger.
In de ruïneheuvel van Avaris is een paleis opgegraven met een aantal graftombes met Aziatische en Egyptische kenmerken. Daarnaast hebben archeologen er een standbeeld ontdekt van een hoogwaardigheidsbekleder. Zijn huid is geelachtig, wat hem identificeert als Aziaat. Zijn haardos is roodgekleurd en heeft de vorm van champignon. Sommige archeologen zijn ervan overtuigd dat dit Jozef is geweest.
Ook volgens de Bijbel heeft Jozef een hoge positie. De farao zei volgens Genesis 41:44: „Zonder u zal niemand zijn hand of zijn voet opheffen in gans Egypteland.” Jozef noemt zichzelf ”farao’s vader” (Gen. 45:8); de officiële Egyptische titel is: ”vader van de god” (it ntr), de belangrijkste raadsman van de farao. Hij zou dan de rechterhand van farao Amenemhat III zijn geweest, Senwosret III is dan al overleden. De Amerikaanse theoloog John Walton suggereert in zijn boek ”A Survey of the Old Testament” (2009) iets vergelijkbaars.
Opmerkelijk is ook dat Amenemhat een tempel bouwt ter ere van Renenutet, de godin van de oogst, die gewoonlijk wordt afgebeeld met een cobrakop. Is het een poging om de godheid gunstig te stemmen om herhaling van de hongersnood te voorkomen?
Met de dood van Amenemhat IV, de zoon van Amenemhat III, eindigt de twaalfde dynastie. De eerste farao’s van de dertiende dynastie in Egypte zijn nakomelingen van Sobekneferu, een dochter van farao Amenemhat III. Zij zijn opgevolgd door zo’n vijftig farao’s, die ieder slechts enkele maanden of jaren regeerden. Hun familierelatie is meestal niet duidelijk.
Krokodil
Geen wonder dat er op een gegeven moment sprake is van een „nieuwe koning over Egypte, die Jozef niet gekend had” (Ex.1:8). De bewuste farao is Sobekhoteb III geweest, schrijft Rohl in zijn boek ”From Eden to Exile” (2002). Deze laat de Israëlitische jongetjes verdrinken in de Nijl. Saillant detail: Sobek is de Egyptische Nijlgod, die wordt afgebeeld als krokodil.
De dertiende dynastie beslaat ongeveer 154 jaar. Het is een periode van verval en achteruitgang. Het lijkt erop, schrijft Van der Veen, „dat er toen in de samenleving iets drastisch is veranderd”. De nakomelingen van Jakob zijn geen vooraanstaande ambtenaren of soldaten meer, maar zijn tot slaaf gemaakt.
In deze tijd wordt Mozes geboren. Hij ontvangt zijn vorming aan het hof van een farao die is geïdentificeerd als Neferhotep I. Onder Khaneferre Sobekhotep IV zou Mozes naar Midian zijn gevlucht.
Veertig jaar later resideert volgens de chronologie van Rohl en Lappin de krijgshaftige Djedneferre Dedumose I in Thebe in Opper-Egypte. Mozes is daar mogelijk geregeld geweest om hem de goddelijke plagen aan te zeggen. Opmerkelijk is wel dat met hem de dertiende dynastie abrupt eindigt.
Uit die tijd dateert ook een papyrusfragment, waarop de Egyptenaar Ipuwer zijn weeklacht aanheft over de rampen die het land hebben getroffen. De slaven zijn schatrijk geworden, de goden beroofd. Schatten van goud, zilver, turkoois en amethist hangen om de nek van de vrouwelijke slaven. Het hele paleis is beroofd. Het land heeft geen koning en geen leger meer. Hun lichamen drijven in de rivier, klaagt de Egyptenaar.
Een Aziatisch volk, de Hyksos, verovert daarop zonder slag of stoot heel Neder-Egypte. Een leger aangevoerd door een krijgshaftige farao is er niet meer. Dat past bij de Bijbelse geschiedenis van de doorgang door de Schelfzee, waarbij de farao en zijn leger zijn verdronken.
De Hyksos, door Rohl vereenzelvigd met de Amalekieten uit de Bijbel, vestigen zich ten oosten van de Nijl met Avaris als hoofdstad. Een Hyksosvazal, Maaibre Sheshi, neemt de regering waar. Volgens Rohl is hij de Enakiet Sesai uit Hebron (Num. 13). Van der Veen neemt van deze visie desgevraagd afstand, en noemt Rohls visie „speculatief".
Hoewel de meeste egyptologen de gebruikelijk lange of korte chronologieën aanhouden, is de benadering van Rohl, Lappin en Van der Veen wel het overwegen waard. Allerlei archeologische vondsten en vermeldingen in antieke teksten zijn dan een stuk eenvoudiger te herleiden naar Bijbelse geschiedenissen.
In Search of the Biblical Patriarchs. A Historical and Archeological Quest, Pieter G. van der Veen en Uwe Zerbst; uitg. Masthof Press; 308 blz.; € 36,-