Bij gebed voor Israël past schuld belijden
Moeten we in ons gebed voor Israël en onze verootmoediging daarbij niet onze schuld betrekken voor de eeuwen van theologie waarin harde woorden tegen de Joden werden gesproken?
De stichting Herleving Gebed voor Israël belegde in Elspeet een bidstond voor Israël (RD 29-6). Ds. N. den Ouden las het bekende visioen van de vallei van de dorre doodsbeenderen in Ezechiël 37 voor. De dood is er door schuld, aldus ds. Den Ouden: „Dood is loon op zonde.”
Inderdaad is de dood er gekomen door de zonde van de eerste mens. Toch moeten we ons afvragen of we daarmee bij dit visioen een recht spoor trekken. En hoe moeten we „blaas in deze gedoden” (vers 9) uitleggen? In de Naardense Bijbel staat het nog duidelijker: „vermoorden”.
Holocaust
Ja’akov Adler overleefde met zijn vrouw en moeder de Holocaust. Terwijl ze waren ondergedoken, werd er zelfs een baby geboren. Adlers vader echter werd in Dokkum gefusilleerd, als wraak voor een verzetsactie. In zijn memoires ”Van droefheid naar vreugde” schreef Adler over het visioen van Ezechiël: „Ik ben niet een echte vrome Jood, maar wanneer op de herdenkingsdagen het visioen van Ezechiël over de dorre doodsbeenderen wordt gelezen uit het boek Ezechiël, raakt mij dat diep. Als de profeet vertelt over de vallei vol beenderen waarheen G’d hem leidde, herdenk ik de miljoenen slachtoffers van de Sjoa en de bergen beenderen in de massagraven. Op zo’n moment komt het veldje aan het water in Dokkum voor mijn geestesoog. Ik zie de gevallen slachtoffers, waaronder mijn vader, in de sneeuw. Ik wil dan geloven dat op een goede dag het visioen van Ezechiël waarheid wordt: „En Hij zeide tot mij: profeteer tot de geest; profeteer, mensenkind! en zeg tot de geest: Zo zegt de Heere HEERE: Gij geest, kom aan van de vier winden en blaas in deze gedoden, opdat zij levend worden (…)”.”
De Statenvertaling gebruikt in vers 9 het woord ”gedoden”, waarmee ze in overeenstemming met de Hebreeuwse grondtekst aangeeft dat het gaat om mensen die waren vermoord, gedood, zoals ook Abel. Is het ook niet opmerkelijk dat het hier om een vallei vol gedoden gaat? Gewoonlijk spreekt de Bijbel over het openen van graven bij de opstanding, maar hier over een massagraf.
Kyiv
Het meest afgrijselijke voorbeeld van een vallei (ravijn) van dorre doodsbeenderen is wel Babi Jar bij Kyiv in Oekraïne. In dit massagraf liggen wel honderdduizend slachtoffers van de Holocaust. Bij de inname van Kyiv door de nazi’s werden hier op één dag 33.771 Joden, van baby tot hoogbejaarde, doodgeschoten door Sonderkommando 4a, met hulp van Oekraïense collaborateurs. In Oost-Europa zijn in totaal meer dan twee miljoen Joden doodgeschoten en in een groot aantal massagraven begraven. In de gaskamers en de werkkampen werden nog eens vier miljoen Joden gedood.
Verootmoediging
Heel terecht stelde ds. Den Ouden dat een bidstond nooit zonder verootmoediging kan: „Wie zijn we voor het aangezicht van de Heere?” Ds. M. van Kooten zei tijdens de bidstond dat de Joden een apart gezet volk zijn, maar dat ze God maar „blijven verachten door hun ongeloof”.
Het doet ons evenals Paulus groot verdriet dat maar zo weinigen uit dit volk de Naam van Jezus als Heer belijden. Maar is „blijven verachten door ongeloof” wel een wijze uitspraak als het om onze verootmoediging gaat? Moeten we juist na de Holocaust in onze verootmoediging niet onze schuld betrekken voor de eeuwen van theologie waarin harde woorden tegen de Joden werden gesproken? Wordt het ook niet tijd om aandacht te geven aan getuigenissen over Joden die zelfs in de concentratiekampen nog de heilige dagen vierden tot eer van God. En sta eens stil bij de Joden die, staande voor het massagraf of de gaskamer (of vroeger voor de brandstapel van de Inquisitie of bij pogroms) nog hun geloof beleden met het Sjema (Deuteronomium 6:4): „Hoor, Israël! de Heere, onze God, is een enig Heere!” Dat mag ons tot verootmoediging brengen.
De auteur schreef ”Als de ramshoorn schalt”.