EU accepteert ondergeschikte rol in M-Oosten
Dat Europa op eigen houtje niets klaarspeelt in het Midden-Oosten was al langer duidelijk. De ministers van Buitenlandse Zaken hebben nu het onvermijdelijke geaccepteerd: zij laten op dit moment -overigens mede als gevolg van interne verdeeldheid- het initiatief volledig over aan de Amerikanen.
De vergadering van de vijftien bewindspersonen van afgelopen maandag in Luxemburg leverde geen beleidsdaden op. Zij besloten om voorlopig pas op de plaats te maken en alle ruimte te bieden aan de bemiddelingspoging van Colin Powell. Om het beeld te vermijden dat zij helemaal niet meetellen, kunnen zij in ieder geval erop wijzen dat zij via het overleg met hem van een week geleden in Madrid nauw betrokken zijn geweest bij de voorbereidingen van zijn missie.
De Unie bevestigde met de uitkomst van het jongste beraad de verhoudingen bij het zoeken naar een oplossing voor het geweld tussen Israël en de Palestijnen. Voorzover er al mogelijkheden zijn om invloed uit te oefenen, liggen die enkel bij de Verenigde Staten. De EU speelt geen rol van betekenis. Zij mag slechts steun betuigen aan de diplomatieke activiteiten die vanuit Washington worden ondernomen om een ontwikkeling in de richting van een wapenstilstand te bewerkstelligen.
Nieuwe zelfstandige stappen van haar kant lijken zinloos. De kans dat daarmee enig succes valt te boeken, is vrijwel nihil. De autoriteiten in Jeruzalem hebben recent nog eens enkele malen onverbloemd tot uitdrukking gebracht dat zij bemoeienis met het conflict vanuit ons werelddeel niet op prijs stellen. Dat wist Europa trouwens al, want ondanks voortdurende inspanningen lukte het in de voorbije jaren niet zich te promoveren tot een belangrijke gesprekspartner in het vredesproces.
De reis naar de betrokken regio van buitenlandcoördinator Solana en de Spaanse minister Piqué van twee weken terug eindigde al na een dag in een totale mislukking. Israël stond de beide heren niet toe met Arafat te praten. Onmiddellijk na hun vertrek kreeg de Amerikaanse afgezant Zinni wel toestemming voor een bezoek aan diens belegerde hoofdkwartier in Ramallah.
Maandag opperde premier Sharon de gedachte om een vredesconferentie te organiseren. De Europeanen zijn wat hem betreft echter niet welkom aan tafel. Kortom, de realiteit leert dat er voor hen weinig anders rest dan zo veel mogelijk aansluiting te zoeken bij de politiek van de VS.
Wat de positie van de EU uiteraard ook niet versterkt, zijn de onderlinge verschillen in opvatting. Een gemeenschappelijk buitenlands beleid, zo heeft het verleden al dikwijls laten zien, komt maar moeizaam van de grond. Het berust op de formule van intergouvernementele samenwerking en vereist daarom altijd unanimiteit. Solana heeft het als hoge vertegenwoordiger op het genoemde terrein niet alleen moeilijk met de brandhaarden waarmee hij wordt geconfronteerd, maar ook met de verdeeldheid binnen de eigen gelederen.
Het Europees Parlement drong vorige week aan op sancties tegen Israël. Een meerderheid sprak zich uit voor een resolutie met daarin de aanbeveling tot het opschorten van het associatieverdrag. Die maatregel zou inhouden dat exportproducten uit de Joodse natie niet langer een voorkeursbehandeling genieten, wat de toegang tot de EU-markt bemoeilijkt. Verder vroegen de door de burgers gekozen afgevaardigden om een wapenembargo.
Spanje, dat gedurende dit halfjaar het voorzitterschap van de Unie bekleedt, sloot zich aan bij de roep om strafmaatregelen. Bij de discussie in Luxemburg kwam echter vast te staan wat velen al vermoedden: eensgezindheid onder de regeringen over een harde lijn tegenover Israël valt niet te verwezenlijken.
Behalve Spanje voelen vooral Frankrijk, België en Oostenrijk eveneens voor een krachtdadiger optreden, maar met name Duitsland -ingegeven door overwegingen van historische aard- alsook Groot-Brittannië en Nederland weigeren hun fiat te geven aan een eenzijdige benadering. Steun voor sancties tegen de Palestijnen, zoals in Straatsburg bepleit vanuit de fractie van ChristenUnie/SGP, is er evenmin. Daarover wordt niet eens gesproken.
Voorzitter Prodi van de Europese Commissie vindt een herziening van de handelsbetrekkingen met Israël te ver gaan. Hij wil niet de confrontatie, maar de dialoog. Daarom toonde hij zich in de achterliggende weken voorstander van een spoedbijeenkomst van wat heet de associatieraad, een orgaan voor politiek overleg in het kader van het genoemde verdrag. Maar zelfs die stap bleek in de gedachtewisseling tussen de ministers niet haalbaar.
Een illustratie van de verdeeldheid vormde ook de besluitvorming van afgelopen maandag binnen de mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties. Zes van de negen daarin vertegenwoordigde EU-landen onderschreven een resolutie met daarin een scherpe veroordeling van Israël: België, Frankrijk, Oostenrijk, Portugal, Spanje en Zweden. Duitsland en Groot-Brittannië deden dat niet en Italië onthield zich van stemming.
Europa bevindt zich ten aanzien van de crisis in het Midden-Oosten in een machteloze situatie. Het ontbeert de benodigde invloed en het heeft niet veel mogelijkheden om druk uit te oefenen op de strijdende partijen. En voorzover die mogelijkheden er zijn, verhindert de onderlinge verdeeldheid het die aan te wenden.