Dagen achtereen Franse rellen na dood tiener; is zoiets ook in Nederland denkbaar?
De dood van tiener Nahel leidt in Frankrijk tot een explosie van geweld. Honderden auto’s gingen in vlammen op. Een brandweerman liet maandag het leven. Is zoiets ook in Nederland denkbaar?
„Het zou naïef zijn om te denken dat zulke rellen niet in Nederland kunnen uitbreken”, zegt Frank van Steenbergen, socioloog en onderzoeker op het gebied van stedelijke problematiek. Van Steenbergen verwijst daarbij naar de avondklokrellen die van 23 tot en met 26 januari 2021 plaatsvonden in verschillende Nederlandse steden.
De Nederlandse Politiebond bestempelde die opstand destijds als de heftigste in veertig jaar tijd; er werd voor miljoenen aan straatmeubilair, auto’s en winkels gesloopt. „Bij ons ging het om het instellen van een avondklok. In Frankrijk is het gewelddadige politieoptreden de aanleiding. Maar bij beiden ontstaan de onlusten vanwege een gevoel van maatschappelijk onbehagen”, zegt de socioloog.
Dat gevoel van onbehagen is het grootst in wijken waar veel armoede is, legt de onderzoeker uit. „Het wantrouwen wordt gevoed doordat wijkbewoners het idee hebben dat de overheid en de politie zich overal mee bemoeien. De inwoners worden bejegend alsof zijzelf een probleem zijn. Dat vergroot de argwaan.”
Om dergelijke buurten op te krikken, start de gemeente vaak een „carrousel aan hulpverlening” op. Maar het effect van die kortlopende projecten is volgens Van Steenbergen minimaal. „Het verloop onder hulpverleners is groot en de wijkbewoners hebben het idee dat ze zich moeten conformeren aan een stedelijk gemiddelde.” In plaats daarvan zouden gemeentes moeten investeren in goede basisvoorzieningen, zoals een school, een bibliotheek en een groene buitenruimte. „Vergroot de leefbaarheid en ga uit van potentieel in plaats van problemen”, adviseert de socioloog.
Tuig
De problematiek in de Haagse Schilderswijk of het Rotterdamse Charlois is wel van een andere orde dan die van de Franse banlieues, benadrukt de socioloog. „De Franse voorsteden zijn zo groot dat je als inwoner nauwelijks nog een connectie voelt met de stad zelf. De buitenwijken zijn geïsoleerd en de voorzieningen zijn vaak niet al te best.” Ook is de armoede er volgens Van Steenbergen meer schrijnend dan in de Nederlandse probleemwijken.
De rellende demonstranten afschilderen als tuig of crimineel, vindt de socioloog onverstandig. Hoewel de vorm van protest –het in de fik steken van auto’s en vernielen van winkels– weerstand oproept, zit er wel degelijk veel sociale problematiek onder. „Mensen gaan niet voor hun lol nachten achtereen de straat op. De groep die dat doet is heel klein. Het is echt een noodkreet. De politiek zou zulke signalen heel serieus moeten nemen, in plaats van de relschoppers neer te slaan.”
Wijkagent
Het betrekken van de Franse situatie op de Nederlandse vindt Helma Huizing, woordvoerder bij Politie Nederland, lastig. „Ik weet niet of Franse politieagenten eerder hun wapen trekken. Wat ik wel weet, is dat wij als Nederlandse politie dienstbaar willen zijn aan de samenleving. We proberen aanspreekbaar, benaderbaar en zichtbaar te zijn.”
De wijkagent speelt daarbij een belangrijke rol, zegt Huizing. „Zo’n agent weet wat er speelt in een buurt. Hij houdt zijn ogen en oren open en probeert zowel met jong als oud in contact te zijn. Daarmee worden soms ergere problemen, bijvoorbeeld rondom drugs, ondermijning of verwarde personen, voorkomen.”
Volgens de woordvoerder is het Nederlandse systeem van wijkagenten „uniek in de wereld”. Dat juist het werk van die wijkagent steeds vaker onder druk komt te staan, betreurt Huizing dan ook. „We zijn steeds meer menskracht kwijt aan beveiligen en bewaken en het faciliteren van demonstraties. Dat is jammer, want het werk in de wijk moet de basis zijn.”
Net als Franse agenten worden ook Nederlandse politiemensen weleens beticht van racisme. Hoe gaat de politie daarmee om? Huizing: „We zijn een organisatie met 67.000 werknemers. Daar zitten mensen met van allerlei meningen bij. Racisme uitbannen kunnen we helaas niet, maar we doen er wel alles aan om agenten er bewust van te maken.”
Zo moeten politiemensen altijd kunnen uitleggen waarom ze iemand aanhouden. „Iemand met een getinte huidskleur aanhouden omdat hij een dure auto heeft, kan dus echt niet meer”, vertelt Huizing. Het zogenoemd etnisch profileren moet onder meer worden voorkomen door een app die aangeeft hoe vaak een voertuig al staande is gehouden. Ook worden er intern gesprekken gevoerd over het onderwerp. „Maar het is een proces van de lange adem. Je krijgt het niet van de ene op de andere dag uit je organisatie.”