Interne Joodse ontwikkelingen wijzen op herbouw tempel
In de rubriek Weerwoord (RD 24-6) reageert dr. A.J. van den Herik op mijn verwachting van de komst van de tempel (RD 22-4). Mijn stelligheid roept zijn tegenspraak op. Eerst licht ik kort de achtergrond van mijn stelligheid toe. Daarna ga ik in op zijn weerwoord.
De reden waarom ik de komst van een tempel in Jeruzalem verwacht, is uitsluitend ingegeven door religieuze en maatschappelijke ontwikkelingen in de Joodse gemeenschap. Het beroemdste gebed van Israël is het zogenaamde Achttiengebed. Een van de beden daarin luidt als volgt: „Wees welwillend, Heere onze God, jegens uw volk Israël en hun gebed. En doe de dienst terugkeren naar het binnenste van uw huis, en Israëls vuuroffers en hun gebed en neem die in liefde welwillend aan.” Dit gebed klinkt al eeuwen wekelijks wereldwijd in alle synagogen en Joodse huizen.
Sinds Israëls verovering van de oude stad in 1967 is de realisatie van dit gebed een forse stap naderbij gekomen. Geïnspireerd door deze bede en andere passages uit de rabbijnse traditie is de verwachting van de tempelherbouw in het Joodse leven sterk toegenomen. Het religieuzer worden van Israëls samenleving wakkert die verwachting aan. Op basis van deze en andere interne Joodse ontwikkelingen constateer ik: de tempel komt.
Die maatschappelijke en religieuze ontwikkelingen binnen de Joodse gemeenschap plaatsen Joodse theologen en theologen van heidense komaf, zoals Van den Herik en ik, voor de vraag wat de theologische betekenis van deze gebeurtenissen is.
Hebreeën
Mijn collega-broeder Van den Herik wijst de tempelherbouw om drie redenen van de hand. De eerste reden is de kerkgeschiedenis: de eeuwen door heeft de meerderheid van de christenen de herbouw afgewezen. Over dit argument ben ik kort. Ik schaam me plaatsvervangend voor de wijze waarop de westerse kerk vanaf de derde eeuw het Joodse volk het Bijbelse recht op zijn land, hoofdstad, geschiedenis en godsdienst op grond van ideologische motieven heeft ontzegd. Ik beoordeel dit als een van de grootste tragedies in de westerse kerkgeschiedenis.
Zijn tweede reden is de interpretatie van oudtestamentische beloften over de tempelherbouw, bijvoorbeeld Ezechiël 40-48. Die beloften leest mijn broeder vanwege onderlinge verschillen niet letterlijk, maar figuurlijk. Ik vrees dat mijn collega de consequentie van deze interpretatie niet overziet. Om diezelfde reden zou de oprichting van de staat Israël enkel het resultaat zijn van politieke ontwikkelingen in de moderne geschiedenis. Deze historische gebeurtenis is dan geen vervulling van oudtestamentische beloften, omdat die beloften vandaag uitsluitend een figuurlijke betekenis bezitten.
De derde en laatste reden: Het Bijbelboek Hebreeën ontzegt de tempel de bediening van de verzoening vanwege het offer van Jezus Christus. Stel dat Hebreeën dit zegt, dan spreekt het Nieuwe Testament zichzelf tegen. Jezus’ discipelen gingen op de gebedstijden naar de tempel, deden mee aan de grote feesten, besneden hun kinderen en hielden zich aan de spijswetten. In de tempel openbaarde de verhoogde Christus zich in een visioen aan Paulus, samen met anderen legde de heidenapostel de gelofte van het nazireeërschap af en zij brachten een offerande, enzovoort. Kortom: het nieuwtestamentische beeld is genuanceerder dan Van den Herik stelt.
Kritische tegenstemmen
Dit genuanceerde beeld in combinatie met de bekende Bijbels-theologische trits van volk, land en stad vormen voor mij het uitgangspunt om te reflecteren op actuele ontwikkelingen in Israël. Omgekeerd bevragen die Bijbelse motieven, samen met de actuele ontwikkelingen, mij op mijn interpretatie en uitleg van Israëls Geschriften (Oude en Nieuwe Testament). Die kritische tegenstemmen heb ik nodig, omdat de kerkgeschiedenis te veel uitspraken van theologen telt die voor kerk en Israël desastreus zijn geweest.
De auteur is predikant van de cgk Sliedrecht Beth-El en docent Bijbelse vakken aan het HHS.