Ds. H. Brons promoveert: Hellenbroek was als prediker zeer gehoorzaam aan de Schrift
Voor lijdelijkheid is geen ruimte in de preken van ds. Abraham Hellenbroek. „Lijdelijkheid past niet, want Hellenbroek zag iedere hoorder als staande voor God. Dan kun je de hoorder niet ongewaarschuwd laten gaan”, zegt ds. H. Brons. Hij promoveert op 29 juni aan de Theologische Universiteit Apeldoorn op een onderzoek naar de preken van de bekende zeventiende-eeuwse predikant.
Al jong kwam de promovendus in aanraking met Hellenbroek (1659-1731). „Mijn vader was ouderling in de gereformeerde gemeente te Kootwijkerbroek. Hij had rijen perkamenten, oude boeken, staan. Regelmatig las hij er een preek uit voor. Ook van Hellenbroek. Het waren vaak preken uit Hellenbroeks ”De Kruistriomf van Vorst Messias”. Ik merkte dat de preken mijn vader raakten”, vertelt de predikant in de tuin van de pastorie van de gereformeerde gemeente in Moerkapelle.
Ds. Brons begon zijn onderzoek in 2014. „Ik zat toen op de Theologische School in Rotterdam en wilde me extra verdiepen. Het was in de tijd dat ik moest gaan spreken in de gemeenten. Veel vragen houden je dan bezig als student: hoe kun je je voorbereiden op de prediking, wat is preken, wie zijn je hoorders?”
Een onderzoek naar preken van iemand uit de kerkgeschiedenis sloot daar mooi bij aan, vond de predikant. „Want ik wil me ook graag verbinden met de kerk van alle tijden. We kunnen veel leren van de traditie waarin we staan. We beroepen ons graag op de Reformatie, maar niet minder op de Nadere Reformatie. Over de laatste periode zijn veel minder studies verschenen. Zo kwam ik bij Abraham Hellenbroek uit.”
Waarom werd het Hellenbroek?
„Juist als het om preken gaat, denk je aan Hellenbroek. Misschien dat de preken van Smijtegelt nog meer gelezen worden, nog bekender zijn, maar als theoloog steekt Hellenbroek er bovenuit. Aan de grondigheid van de exegese zie je dat Hellenbroek een prediker van formaat was. Smijtegelt spreekt me ook aan, maar die is minder een exegeet.”
Was er nog geen goed onderzoek gedaan naar de preken van Hellenbroek?
„Nee, dr. R. Bisschop heeft wel onderzoek gedaan, maar niet naar zijn prediking als zodanig. Ook heb ik het als een manco ervaren dat dr. T. Brienen in zijn studie over de prediking in de Nadere Reformatie Hellenbroek links laat liggen en tegelijk stevige uitspraken doet over de prediking in die periode. Volgens Brienen ligt er een classificatieschema over de prediking van de Nadere Reformatie. Ik herken me niet in zijn stellige conclusies, althans niet voor de preken van Hellenbroek. In dat opzicht is mijn onderzoek een stuk correctie.
Verder wordt Hellenbroek vaak gezien als de man van het catechisatieboekje. Dat kan en mag, maar dan mis je veel. Ik zie hem in de eerste plaats als de prediker. Ik hoop met mijn studie dat zichtbaar te maken.”
Hoe deed u onderzoek?
„Op advies van prof. dr. A. Baars heb ik me beperkt tot twintig preken en die via de Heidelbergse methode, een manier om preken te analyseren, te bestuderen. De selectie van de preken was niet eenvoudig. Er zijn ruim 600 preken van Hellenbroek bekend. Ik heb gezocht naar oorspronkelijke preken, preken die Hellenbroek zo heeft uitgesproken en die met zijn toestemming zijn uitgegeven. Er zijn preken waarvan we precies weten wanneer Hellenbroek die heeft gehouden. In Rotterdam was er een vast schema voor doordeweekse diensten. Over een periode van meer dan een eeuw weten we precies op welke dag over welke stof is gesproken. Prachtig.” Ds. Brons toont even later enthousiast zo’n Rotterdams preekrooster uit de achttiende eeuw.
Wie was Hellenbroek als prediker?
„Hellenbroek kwam uit de gegoede burgerij van Amsterdam, uit een vermogende familie. In Amsterdam ging hij naar de voorloper van de Universiteit van Amsterdam, het Athenaum Illustre. Daarna studeerde hij in Leiden. Hij had een groot verstand en enorme kennis van het Hebreeuws en Grieks, dat merk je in zijn preken. Hij verdiepte zich ook in de rabbijnse commentaren.
Hellenbroek heeft ook les gehad in de welsprekendheid van iemand als Petrus Francius. Zo leerde hij de klassieke retorica kennen en toepassen. Je ziet een zekere verwantschap met klassieke retorica: elke preek van Hellenbroek kent een inleiding, hoofdbestanddeel en toepassing. De verschillende onderdelen zijn nauw verweven.”
U noemt hem een behoudende voetiaan.
„Ik zeg het net iets anders: ik zie Hellenbroek als een prediker behorend tot de in leer en leven behoudende voetiaanse richting. Hellenbroek had in Amsterdam contact met cartesianen, navolgers van het gedachtegoed van de filosoof René Descartes, die hadden een heel ander mensbeeld. Hellenbroek zie je in zijn eerste gemeente zich ontwikkelen naar het voetiaanse denken.”
Wie hebben hem als prediker gevormd?
„Dat zijn zijn docenten preekkunde geweest. Allereerst David Knibbe en daarnaast Petrus van Staveren. Knibbe was predikant in Leiden, maar verzorgde voor de studenten theologie de lessen homiletiek. Knibbe heeft daarvoor ook een handboek gemaakt. Dat is breed verspreid, over heel Europa. Hellenbroek noemt Knibbe in een gedicht zijn leermeester. Ik noem ook Johannes Hoornbeeck, die met zijn eerste Nederlandse handleiding voor de prediking Knibbe heeft beïnvloed.”
Hoe karakteriseert u zijn prediking?
„Hellenbroek houdt heel goed zijn hoorders voor ogen. Hij kon heel waarschuwend zijn. Dat zie je bijvoorbeeld in zijn eerste gemeente, Zwammerdam. Bij de herdenking van de verwoesting van het dorp in het Rampjaar 1672 spreekt hij met grote aandrang. Je merkt het ook in zijn gelegenheidspreek bij de kermis in het laatste jaar in Zwammerdam. In die preek is hij heel fel, heel waarschuwend. Een ware boetepreek.
In zijn tijd in Zwijndrecht hoor je weer die diepe ernst. Tegelijk proef je teleurstelling over de geestelijke doofheid van zijn hoorders. Bij zijn afscheid zegt hij toch hoop te hebben, maar dan vooral voor de jongeren.
In zijn tijd in Rotterdam zie je hem milder worden, al blijft de ernst klinken. In deze tijd verschijnt ook zijn ”De evangelische Jesaja” en later verschijnen de preken over Hooglied. Dat zijn preken waarin vanuit de tekst het geestelijk leven aan de orde komt. Net als zijn leermeester Knibbe zie je dat hij daarbij terughoudend is in het gebruik van kenmerken.””
Hoe ziet Hellenbroek zijn hoorders?
„Hijzelf behoorde tot de gegoede burgers, gehuwd met een vrouw uit een Rotterdamse regentenfamilie. Vanaf dan heeft hij ingang bij de top van de stad. En toch is hij kritisch over de levensstijl en het ontbreken van levensernst. Hij uit ook kritiek op zijn collega-predikanten die minder ernstig zijn en weinig studeren. Hij heeft juist heel veel oog voor de minderbedeelden. Dan zegt Hellenbroek: ,Het is niet zo erg als je hier eenvoudig leeft, als je boven, in de hemel, maar een huis hebt.” Een tijdgenoot zegt het ook: Hellenbroek was veel in de studeerkamer, maar hij is ook veel op pad geweest in zijn gemeente, vanuit liefde voor zijn gemeente. Daaruit kunnen wij leren dat je als predikant je gemeente moet kennen. Hellenbroek kon in zijn tijd onaangekondigd van huis naar huis gaan, dat kan nu niet meer. Maar weet wel wat er speelt.”
Welke lessen trekt u uit de preken van Hellenbroek?
„Ik heb vooral gekeken naar de predikkunde. Wat opvalt is zijn Schriftgetrouwheid. Hij is buitengewoon gehoorzaam aan de Schrift. Je ziet hem steeds de woorden uitdiepen op hun betekenis. Als hij tot de toepassing komt, bouwt hij voort op wat hij in de Schriftuitleg heeft gevonden, dicht bij de Schrift blijvend. Een toepassing maken en er dan een tekst bij zoeken, zul je bij Hellenbroek niet vinden.
En als je meer inhoudelijk naar de preken kijkt: doordat hij zo gehoorzaam aan de Schrift wil zijn, zie je vervolgens dat de keuze van de tekst bepaalt welke accenten er liggen in de prediking. Hij doet niets liever dan over Jezus spreken, Jezus als de Middelaar. Die prijst hij aan. Daarbij heeft hij steeds de hoorder voor ogen: bekeerd of onbekeerd.
U verbindt het onderzoek aan het bekende catechisatieboekje van Hellenbroek. Waarom en hoe?
„Ik wilde die verbinding graag leggen: preken en catechiseren zijn allebei taken van een predikant. In overleg met prof. M.J. Kater heb ik het onderzoek verdiept. Ik heb daarop de structuur van de catechisatiemethode van Hellenbroek onderzocht. Welke begrippen behandelt hij? En hoe komen die woorden terug in de preek? Maar ik ben bij de preken begonnen: welke thema’s komen naar boven in de preken? En daarna heb ik die inventarisatie naast het catechisatieboekje gelegd. Dan zie je grote overlap, maar je ziet ook verschillen. In de oorspronkelijke uitgave van het catechisatieboekje gaat het bijvoorbeeld niet over de vrederaad. De vragen daarover zijn later toegevoegd en dat geldt voor meer vragen. Zo is ook de bekende vraag ”Hoe gaat de zondaar over in het genadeverbond?” van later datum. Waarschijnlijk heeft zijn tijdgenoot Aegidius Francken deze vragen toegevoegd.” Achter in zijn proefschrift heeft ds. Brons het catechisatieboekje opgenomen in de uitgave van 1729, vergeleken met die van 1706.
Het catechisatieboek steekt meer in op het cognitieve, het leren, stelt ds. Brons. „De preken zijn meer op het hart, op verandering gericht.”
Wat kan de hedendaagse predikant van Hellenbroek leren?
„Begin met gehoorzaamheid aan de Schrift. Weet van de opdracht van je Zender. Het is niet je eigen woord dat je brengt, maar Zijn Woord. Dat betekent ook gehoorzaam zijn aan de tekst die voorligt. Het betekent ook tijd nemen voor vertaalwerk uit de grondtaal en meditatie over de tekst.
De preek begint wel bij een tekst, maar eindigt er niet mee. Je moet de hoorder bereiken. Over de manier waarop moet je nadenken. Dat deed Hellenbroek ook: hij weet wat er leeft en heeft pakkende openingszinnen. Zo neemt hij zijn hoorders mee naar de tekstverdeling en dan de diepte in. En zeker in de toepassing moet de hoorder bereikt worden.
Ja, soms citeert hij allerlei geleerden. Dat moet over de hoofden van eenvoudige kerkgangers zijn heengegaan. Moet dat nu, denk je dan. En toch hadden de eenvoudige Rotterdammers Hellenbroek lief.
Meer inhoudelijk valt in zijn prediking zijn trinitarisch spreken over God op. Prediking –ook nu– mag opkomen uit God. Hellenbroek spreekt graag over het priesterlijke werk van Christus, soms krijgt het koninklijke ambt van Christus meer nadruk. Het profetisch ambt van Christus wordt door hem meer impliciet genoemd. Dat komt ook wel doordat dit bij het werk van de Heilige Geest aan de orde komt.
Daarbij is er altijd een persoonlijk woord voor de hoorder en klinkt de vraag of hij dood is of door God is levend gemaakt. De gelovigen spreekt hij indringend aan, vanuit de tekst. Hij dringt bij ze aan om bij bestrijdingen gebruik te maken van Jezus Die ze kennen. Maar hij vraagt ze ook zich te onderzoeken. Waarom is er weinig vrucht: hoe is het gebedsleven? Een systematisch uitgewerkte heilsorde kom je niet tegen bij Hellenbroek. In de preken komen wel de verbondsweldaden wedergeboorte, geloof, rechtvaardigmaking, heiligmaking en heerlijkmaking vaak voor.”
Welk advies geeft u collega-predikanten en ambtsdragers mee na uw studie?
„Ontneem jezelf nooit het voorrecht van de vreugde van de studeerkamer. Neem kennis van de grondtalen. Dát is het Woord zoals de Heere het heeft overgeleverd. Dan opent zich soms een diepte die verrijkend is.
En verder, neem tijd voor de meditatie. Dat vind ik zelf confronterend: dat je als predikant makkelijk wordt opgeslokt door allerlei dingen, ook al zijn die soms nuttig en nodig.
Een les is ook om als predikant niet in een kramp te schieten: waardoor allerlei dingen een plaats móéten krijgen in een preek. Dat hoeft niet altijd. Hellenbroek doet het ook niet. Verwacht veel van de Heere. Hij bedient.
Van Hellenbroek kunnen we ook leren dat we altijd goed van Christus moeten spreken. Dat was hem het liefst. Net als Hellenbroek mogen we spreken van een volle Jezus, van een volkomen Zaligmaker. Dan hoeft een hoorder niet op zijn eigen voorwaarden naar de Zaligmaker te gaan, maar mag hij als een uitgerekende en uitgewerkte zondaar komen. In Hellenbroeks ”Kruistriomf” klinkt die boodschap onovertroffen.
En wat betreft de moeilijke passages in zijn preken? Je hoeft hem niet na te volgen in de dingen die niet navolgenswaardig zijn. Maar een ding is zeker, je kunt hem wel je ziel toebetrouwen. En tegen een zoeker zou ik zeggen: begin dan maar met het lezen van ”De Kruistriomf van Vorst Messias”, bijvoorbeeld in de lijdenstijd.”
N.a.v. ”Abraham Hellenbroek als prediker. Een homiletische analyse”, H. Brons; uitg. Labarum Academic; 436 blz.; € 29,90.