Meditatie: Evangelieschat
Lukas 12:34
„Want waar uw schat is, aldaar zal ook uw hart zijn.” Het zal Gods kind verblijden en verkwikken als de Heere Jezus veel verhoogd, vereerd, hartelijk van velen omhelsd en getrouw gediend wordt. De reden van dit alles is dat alle ware liefde in zich heeft een dadelijke en ongeveinsde welwillendheid, waardoor men aan het beminde voorwerp het hoogste genoegen toewenst, zoals in de natuur ook bekend is. Dit noemt men hartelijke goedwillendheid. Wie deze hartelijke goedwilligheid tot Jezus niet heeft, waardoor hij Zijn eer en Naam, Zijn belang en Zijn Koninkrijk en al wat tot Zijn genoegen dient, graag bevorderd zou zien, en daarentegen misnoegd en bedroefd zou zijn over al hetgeen daartegen strijdt, die heeft Hem niet lief. Want ook de zwakste oprechte liefhebber heeft van het begin van zijn bekering tot Hem zo’n algemene begeerte, dat hij zich aan alles wat van Jezus is, gelegen laat liggen, en het zich aantrekt als iets van hemzelf. Zoals blijkt uit zijn bidden, dat Zijn Naam geheiligd worde, Zijn Koninkrijk kome en Zijn wil geschiede. Wie Jezus waarlijk liefheeft, zal veel en aangenaam aan Hem denken, en graag over Hem spreken en horen spreken. De gedachten van een mens gaan uit naar wat hij liefheeft: de gedachten van zijn hart zijn daar, waar zijn schat is (Lukas 12:34). De schat is nu datgene wat men het meest en in de hoogste mate bemint.
Jacobus Koelman, predikant te Sluis
(”Van de liefde tot de Heere Jezus”, 1690)