Ex-moslim Sarmad vluchtte om geloof: „Bid om vrede in hart van vluchteling”
Omdat hij als christen in Irak werd bedreigd, vluchtte Sarmad Al Anbary (49) naar Nederland. Inmiddels zet hij zich hier al vele jaren in voor asielzoekers. In Goes is hij verbonden aan pioniersplek Huis van Vrede, die het Evangelie wil delen met onder anderen vluchtelingen uit Iran en Irak.
”Breng vrede”, is het thema van de Vluchtelingengebedsweek die zondag begint. Aan het bijbehorende boekje van Stichting Gave werkte onder anderen Al Anbary mee. In zijn woning in Goes vertelt hij dat het zijn verlangen is dat vluchtelingen de vrede leren kennen die God geeft.
Zelf mist hij die innerlijke vrede lange tijd. Hij groeit als oudste van vier kinderen op in een islamitisch gezin in de Iraakse hoofdstad Bagdad. Zijn vader is naast zijn werk als goudhandelaar actief in een grote, sjiitische moskee. Ook Sarmad bezoekt van jongs af aan het islamitische gebedshuis.
Tijdens zijn studie business economie raakt hij bevriend met een student die christen blijkt te zijn. „Hij was altijd eerlijk en heel aardig.” Al Anbary probeert zijn vriend over te halen om moslim te worden. „Ik was al jong bang voor Allah. In 1980 –ik was toen kind– begon de oorlog tussen Iran en Irak. De dood was altijd dichtbij. Ook kinderen stierven. Ik was bang dat Allah mij zou straffen als ik zou sterven; maar als er door mij iemand zou overgaan naar de islam, zou ik naar de hemel gaan, geloofde ik.”
Ziekenhuis
Als de Iraakse leider Saddam Hoessein in 2003 het veld heeft moeten ruimen, voeren sjiieten een ritueel uit, waarbij ze zichzelf met messen en zwaarden slaan, vertelt Al Anbary. Hij doet eraan mee en belandt eind april 2003 met verwondingen in het ziekenhuis.
Zijn christelijke vriend zoekt hem daar op. „Hij vroeg: „Waarom doen jullie dit?” Ik antwoordde dat we daardoor dichter bij Allah komen. Mijn vriend zei: „God heeft jouw bloed niet nodig. Hij is naar deze aarde gekomen en heeft Zelf Zijn bloed gegeven.” Daarna ging hij me meer vertellen over het christelijk geloof. Ik kreeg ook een Nieuwe Testament van hem.”
In het geheim begint Al Anbary erin te lezen. „Ik dacht: de Bijbel is een onbetrouwbaar boek en ik ga de fouten opzoeken die erin staan. Ik begon in Mattheüs. Toen ik bij hoofdstuk 5 en 6, de Bergrede, kwam, gebeurde er iets met mij. Die woorden raakten mijn hart. Ik had geleerd dat je als man niet mag huilen, maar toen heb ik de hele nacht gehuild.”
De volgende ochtend gaat hij naar zijn vriend en vertelt hem wat er is gebeurd. „Wat hij toen tegen me zei, was bijzonder: „Ik bid al meer dan vier jaar voor jou.” Op die dag ben ik Jezus gaan volgen, al begreep ik nog niet wat de Drie-eenheid is, waarom God Mens is geworden, wat zonde is en dat ik een Verlosser nodig heb. Dat heb ik later allemaal geleerd. Het was te gevaarlijk om de diensten te bezoeken van de protestantse kerk, waar mijn vriend bij hoorde, maar ik deed bij mensen thuis mee aan Bijbelstudies.”
Na verloop van tijd komt zijn omgeving er achter dat Al Anbary christen is geworden, waarna hij te maken krijgt met „veel bedreigingen”, onder meer door zijn familie. „Volgens de Koran moesten mijn ouders me doden omdat ik christen was geworden. Als een van je kinderen afvalt van de islam, is dat een schande voor het hele gezin.”
Vreemd land
Via Noord-Irak vlucht Al Anbary naar Europa. In november 2008 vraagt hij in Nederland asiel aan en komt hij terecht in het asielzoekerscentrum (azc) in Middelburg. Terugdenkend aan die tijd zegt hij: „Het was moeilijk om in een vreemd land te zijn, waar ik de taal, de cultuur en de mensen niet kende. Maar het moeilijkste was dat ik ook in het azc veel problemen ondervond omdat ik christen was geworden. Moslims maakten ruzie met me en drongen erop aan dat ik zou terugkeren naar de islam.”
Na een jaar ontvangt de Irakees een verblijfsvergunning, waarna hij een woning krijgt toegewezen in het Zeeuwse dorpje Ovezande. In 2009 ontmoet hij tijdens een Arabische christelijke conferentie Azhar, die een Koerdische achtergrond heeft en zowel Arabisch als Farsi spreekt. In 2011 trouwen ze. Het gezin woont nu in Goes en is aangesloten bij de plaatselijke hervormde gemeente De Levensbron.
Al Anbary is bewogen met de duizenden asielzoekers in Nederland. „Velen zijn alles kwijtgeraakt. Ze zijn de oorlog in hun land ontvlucht, maar missen innerlijke vrede, in hun hart. Ze kennen de liefde van God niet en de blijdschap die Hij geeft.”
Bijbelstudie
Al Anbary besluit theologie te gaan studeren. Hij haalt zijn bachelor aan de universiteit in het Duitse Stuttgart en volgt de masterstudie online aan een universiteit in Caïro. Intussen begint hij thuis een Bijbelstudie met drie asielzoekers. Gaandeweg groeit de groep. Inmiddels leidt hij Bijbelstudies in Goes, Middelburg, Vlissingen en Bergen op Zoom.
Als pionier is hij verbonden aan Huis van Vrede, de pioniersplek die vanuit de hervormde gemeente De Levensbron in Goes is ontstaan. Geregeld gaat hij er in het Arabisch voor in een dienst, waarbij er vertaling is in het Engels en Farsi. Deze diensten op zondagmiddag trekken 50 tot 75 bezoekers.
Al Anbary waardeert het positief dat christenen praktische hulp bieden aan asielzoekers, en doet daar zelf ook aan mee. „Het is mooi dat kerken kerstpakketten uitdelen of kleding geven aan vluchtelingen. Dat hebben ze nodig. Maar wat ze nog meer nodig hebben, is de vrede met God.”
Liefde
Bij Huis van Vrede ontstaan onder meer contacten met asielzoekers door taallessen. „Er is dan ook ruimte om te praten over God en mensen uit te nodigen om op zondag naar de kerk te komen.”
Geregeld maakt Al Anbary het mee dat moslims christen worden. Het valt hem op dat ze vaak geraakt worden door de liefde die ze bij christenen ervaren.
Hij kent ook verhalen van asielzoekers die zouden overgaan tot het christendom omdat dit hun kans op een verblijfsvergunning zou vergroten. „God kent het hart van mensen, ik niet. Ik sprak een keer een vrouw die zei dat ze christen was geworden om hier te kunnen blijven. „Ik was een leugenaar”, zei ze. „Maar door de liefde die ik hier bij jullie zie, ben ik nu alsnog echt christen geworden.””
Wonder
„Het is mijn verantwoordelijkheid het Evangelie uit te leggen”, vervolgt Al Anbary, die ook als missionair werker aan Stichting Gave is verbonden. „Voor de rest is het Gods werk.” Hij wijst op het eerste en laatste wonder dat de Heere Jezus deed. „Op de bruiloft in Kana moesten mensen water in de vaten doen en Jezus veranderde dat water in wijn. En toen Lazarus was gestorven, moesten mensen de steen voor zijn graf wegduwen. Daarna wekte Jezus Lazarus op. Ik kan alleen maar water in de vaten doen en een beetje tegen de steen duwen, maar God doet het wonder. Hij brengt mensen tot geloof.”
Al Anbary onderstreept het belang van het gebed. „Ik bezoek geregeld mensen in azc’s. Ze zijn vaak eenzaam en meer dan 60 procent van hen heeft problemen door trauma’s. Gebed om heling is belangrijk. Maar het belangrijkste is het gebed dat het hart van vluchtelingen wordt geopend voor het Woord van God.”