Papier uit de landbouw
Het debat over de toestand van het milieu kent veel invalshoeken. Er is een nationale invalshoek. Dan kijken we naar de problemen die zich in ons land voordoen.
Het gaat dan om een fabriek die te veel stoffen uitstoot die de gezondheid van omwonenden raken. Of het gaat om de stikstof (uit de landbouw, het verkeer en de industrie) die in een te grote hoeveelheid neerslaat op de natuur en de kwaliteit daarvan aantast. Of het gaat om de stoffen die een fabriek in het buitenland loost en die via het water ons land binnenkomen.
We kunnen ook kijken naar de effecten van ons persoonlijk gedrag op het milieu. Met onze manier van leven, met wat wij allemaal aan spullen en eten nodig hebben, oefenen wij ook invloed uit op de kwaliteit van water, lucht en bodem. Soms direct, soms indirect. Soms in Nederland, maar vaak ook buiten de grenzen van ons land. In dat geval spreken we van de voetafdruk die we hebben. We berekenen dan hoe groot de oppervlakte van de aarde is die we nodig hebben voor wat wij als Nederlanders consumeren. Voor de bevolking van Nederland geldt dat we nu ongeveer drie keer de oppervlakte nodig hebben die per mens op deze aarde beschikbaar is.
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) maakt al langer allerlei berekenen over de oppervlakte die we nodig hebben en spreekt dan over de landvoetafdruk van Nederland. Voor allerlei producten is dat specifiek te becijferen. Bijvoorbeeld voor het graan dat uit Frankrijk komt en de soja voor veevoer uit Brazilië. Een derde van alle grondbeslag voor de Nederlandse consumptie (in binnen- en buitenland) is nodig voor de voedselproductie, ook een derde voor de houtproductie en ongeveer een zesde deel voor de papierproductie (Landvoetafdruk, 1990-2019 | Compendium voor de Leefomgeving (clo.nl)).
De Nederlandse overheid streeft naar een aanzienlijke vermindering van deze voetafdruk. Dat is nodig omdat het land dat wij als het ware elders gebruiken ten koste gaat van de biodiversiteit. Of er is meer land nodig, waarvoor bos moet wijken, of de productie vindt op een minder milieuvriendelijke manier plaats.
Dat het goed mogelijk is om stappen in de goede richting te zetten, blijkt uit een nieuwe manier van papierproductie. Het blad Techniek en Wetenschap in perspectief van 23 mei wijdde een artikel aan het bedrijf PaperWise. Dit bedrijf verwerkt reststromen uit de landbouw tot papier. Peter van Rosmalen, de directeur van PaperWise, vertelt in het artikel dat hij zag dat in veel landen in de wereld boeren de oogstresten verbranden. Dat zorgt voor vervuilende vieze rook en CO2 in de lucht.
Een interessante vraag is of dat ook een optie is voor Nederlandse reststromen. Nederlandse producenten van papier gebruiken nu vooral hout als grondstof. Dat hout komt voor een groot deel uit het buitenland. Gebruik van reststromen uit de landbouw zou die afhankelijkheid van het buitenland kleiner kunnen maken. Daarmee neemt dan ook onze landvoetafdruk af en zo de milieudruk buiten onze grenzen.
In ieder geval is het zo dat de manier waarop PaperWise papier maakt half zoveel CO2-uitstoot kent als de productie van papier uit hout. De voordelen lijken groot: minder land nodig, minder CO2-uitstoot en het zoveel mogelijk hergebruiken van reststromen. Dat past allemaal in het streven naar een circulaire economie.
Het is een boeiende ontwikkeling die laat zien dat dit type technologische innovaties de milieudruk kan verminderen. Interessant is verder dat PaperWise op deze manier ook een sociaal doel dient. In India produceert het bedrijf al papier uit reststromen uit de landbouw. Voor boeren die de grondstoffen leveren, is dit een mooie bijverdienste. Of dit in Europa en in het bijzonder in Nederland een optie is, valt nader te bezien. Ooit maakten we hier al karton uit stro, tussen 1870 en 1970. Wellicht herleeft dit hergebruik van een grote reststroom. Dan wordt onze voetafdruk kleiner. En kan ook de Nederlandse boer een graantje meepikken.
De auteur werkt bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Hij schrijft deze column op persoonlijk titel.