Geschiedkundige Vereniging Oranje-Nassau niet langer chique club voor hoge heren
Van een chique club voor hoge heren tot een vereniging voor iedereen die geïnteresseerd is in koningshuis en historie. Zo veranderde Geschiedkundige Vereniging Oranje-Nassau (GVON), die vrijdag haar 100-jarig bestaan vierde.
Wie door Paleis Het Loo struint, komt ze gegarandeerd tegen. Schilderijen, sculpturen, penningen, prenten en aquarellen uit de collectie van de GVON. Zo’n 9000 objecten heeft de vereniging in bezit. Een deel ervan wordt tentoongesteld in Paleis Het Loo.
In dit Apeldoornse paleis vierde de vereniging vrijdagmiddag haar eeuwfeest. Met lezingen, een tafelgesprek én een hoge gast: Zijne Majesteit de Koning zelf. Willem-Alexander is beschermheer van de GVON en onthult onder luid applaus een cadeau van de jubilerende vereniging. Onder het doek komt een vaas tevoorschijn die de afgelopen 100 jaar symboliseert. De studenten die ’m ontwierpen gebruikten een techniek van vroeger, die hun vingerafdrukken achterliet, en brachten een hypermoderne tint aan met ge-3D-printe lagen.
Het publiek in de oude balzaal –leden van de vereniging– bestaat vooral uit historisch geïnteresseerde mensen met een voorliefde voor het Oranjehuis, zoals bestuurslid Arjan Nobel hen typeert. „Een groep die meer wil dan plaatjes van Oranjes op hun ski’s. Ze willen bijvoorbeeld weten hoe stadhouder Willem III optrad in Engeland.”
Voor hen organiseert de vereniging reizen en lezingen. Ook op het eeuwfeest komen de leden ruimschoots aan hun trekken. Zo vertelt dr. Jeroen van Zanten, universitair docent moderne geschiedenis, over de manier waarop de koningen Willem I en II met populisme en populariteit omgingen. Willem I geloofde in goed bestuur; hij regeerde letterlijk vanuit zijn werkkamer. Willem II kwam op voor de belangen van de gewone burger en liet zich zien bij rampen en vieringen.
Van Zanten haalt in zijn lezing het oude volkslied aan. „Dat is tegenwoordig niet meer bekend”, meent hij. Maar daarop barst een klein protest los in de zaal. ”Wien Neêrlandsch bloed door d’aderen vloeit”? Natuurlijk kennen we dat!
Oranjegevoel
Niet altijd bestond de achterban van de GVON uit historisch geïnteresseerde Oranjeliefhebbers. Lange tijd was de vereniging vooral voor chique heren en een enkele dame met een driedubbele achternaam. Het waren dan ook mannen van adel die een eeuw geleden de Vereniging Oranje-Nassau Museum oprichtten. Aanleiding was een Oranjetentoonstelling ter gelegenheid van het 25-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina. Doel van de oprichters: een Oranjecollectie verzamelen om in een museum aan het publiek te tonen.
Dat gebeurt. Drie jaar later wordt het Oranje-Nassau Museum geopend in Den Haag. In 1960 verhuist de verzameling naar het Prinsenhof in Delft. En als Paleis Het Loo in de jaren tachtig een museum wordt, krijgt die de collectie in bruikleen.
In die tijd verdwijnen ook langzaam de pakken met sterren en strepen, de jonkheren en baronnen. De vereniging trekt steeds meer Oranjefans, vertelt bestuurslid Nobel. Volgens de docent Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam hangt dat samen met opkomend Oranjegevoel. „Je zag dat bij sportwedstrijden. Het koningshuis ging ook meer leven bij een breed publiek doordat koningin Juliana zich presenteerde als moeder van ons allemaal.”
Sloophout
In de beginjaren van de vereniging schenken adellijke dames en heren kunstwerken die ze thuis hadden hangen. Later koopt de GVON zelf kunst op veilingen, iets wat kan dankzij geld van leden en schenkingen. Dat gebeurt tegenwoordig amper meer. „De prijzen van kunstwerken rijzen de pan uit”, verklaart Nobel. „We hebben een klein kapitaaltje waarmee we bescheiden aankopen kunnen doen, zoals een penning of tekening.” De vereniging overlegt altijd met Paleis Het Loo of een item past binnen hun collectie.
De GVON geeft kunstenaars soms ook opdrachten. Zo werd in 2013 een portret van Willem-Alexander gemaakt van gekleurd sloophout. De kunstenaar heeft daarvoor afvalhout gebruikt van het Vrijzinnig-Christelijk Lyceum in Den Haag, waar de koning op school zat, van de studentensociëteit van Minerva, zijn Leidse studentenvereniging, en van landgoed De Horsten, waar hij woonde. Het portret is te zien in Het Loo. Inmiddels richt de vereniging zich niet zozeer meer op het uitbreiden van de collectie, maar op excursies en lezingen rond het huis Oranje-Nassau.
Verder verschijnt er elk jaar een boek met historische artikelen. De vereniging, die zo’n 400 leden telt, wil volgens Nobel daarin een „wetenschappelijk verantwoord” beeld van de Oranjes schetsen. „Dat schuurt af en toe. Willem van Oranje kent het grote publiek bijvoorbeeld vooral als vaderlandse held. Maar tegelijkertijd was hij ook een meester in propaganda. Van de GVON mag je daarover een eerlijk beeld verwachten.”
Koffiewater
Prof. dr. Judith Pollmann windt op het jubileumfeest geen doekjes om de schaduwkant van Oranjeliefde. De hoogleraar vroegmoderne geschiedenis aan de Universiteit Leiden vertelt hoe Oranjefeesten tussen 1600 en 1800 werden gevierd: met klokgelui, vuurwerk, straatversieringen, gedans en heel veel koffiewater. Wie niet zo prinsgezind was en geen oranje wilde dragen, was z’n leven niet zeker. Die kon zomaar in de gracht belanden of „een snee in den bek” krijgen.
Dichterbij komt het verhaal van dr. Anne Petterson, universitair docent politieke geschiedenis, over de periode na 1850. Toen werd de monarchie zichtbaarder dankzij de opkomst van fotografie en later de film. De Oranjes werden bekender bij een breder publiek: voor het eerst zag het gewone volk plaatjes van de vorst of vorstin.
Winkeliers probeerden daar een slaatje uit te slaan met Oranjeversieringen in de etalage. Zo kwamen strikken, pijpen, bustes en bordjes op de markt met afbeeldingen van Willem III en zijn gezin. Later kregen koekblikken, theelepeltjes en buttons een plek bij de gewone Nederlander in huis. Toch maakte dat de monarchie niet triviaal, stelt Petterson. Het droeg er juist aan bij dat de Oranjes toegankelijk werden voor een breed publiek.
Randstad
Met zijn bezoek schrijft ook de koning geschiedenis. Vanaf de voorste rij hoort hij een gesprek aan waarin vier deskundigen discussiëren over het koningschap. De gekelderde populariteitscijfers hebben niet alleen met die ene vakantie te maken, stelt Peter Rehwinkel, waarnemend burgemeester van Voorne. „Wij hebben geen gedeelde identiteit meer te vieren. Op Koningsdag vieren we allemaal ons eigen feestje. De monarchie is kwetsbaar geworden.” Veelzeggend vindt hij het dat D66, „nota bene een regeringspartij”, een paar weken geleden bijna afscheid nam van de monarchie.
Voorzitter Pieter Verhoeve van de Koninklijke Bond van Oranjeverenigingen maakt zich minder zorgen: „Kent u de vertrouwenscijfers in politici?” vraagt hij. Ook journalist Pieter Klein Beernink wijst erop dat ook de rechterlijke macht, het bedrijfsleven, de overheid en de journalistiek veel kritiek te verduren krijgen. „Wat deugt er eigenlijk nog wel?” In deze tijd is er volgens hem „alle ruimte en gelegenheid voor de samenbindende taak van de koning”.
Willem-Alexander lijkt er weinig moeite mee te hebben dat zijn functioneren voor in de zaal wordt besproken. Ook al schuwt het viertal kritische noten niet. Zo ziet historica Daniela Hooghiemstra dat de koning meer dan zijn voorganger meegaat in de trend van individualisering. „In een samenleving waar de emoties tegen de plinten klotsen hebben we behoefte aan een staatshoofd dat rust brengt en niet nog meer emotie creëert. Hoe minder individualistisch hoe beter”, vindt zij.
De koning keert met paar adviezen op zak weer naar Den Haag terug. Rehwinkel raadt het koningspaar bijvoorbeeld aan om meer bezoeken buiten de Randstad te brengen. „Zoek aansluiting bij de regio, waar ook uw traditionele aanhang zit.”