Spaanse premier verrast met vervroegde verkiezingen
De dag na de oplawaai voor zijn partij bij de lokale en regionale verkiezingen van zondag verraste de Spaanse premier Pedro Sánchez vriend en vijand door in recordtempo vervroegde verkiezingen uit te roepen. Wat zit er achter deze ongekende politieke zet?
Van Sánchez kun je veel zeggen, maar niet dat hij voorspelbaar is. Dat is hij niet in de manier waarop hij met zijn –op papier sociaaldemocratische– principes omspringt, en hij is het evenmin in zijn politieke strategie.
Zondag leed de PSOE van Sánchez een verpletterende nederlaag in de lokale en regionale verkiezingen. En terwijl de meeste politieke leiders op zo’n moment zouden kiezen voor een periode van bezinning en puinruimen in de hoop dat de storm gaat liggen, deed Sánchez precies het tegenovergestelde. Hij vervroegde de landelijke parlementsverkiezingen van december naar 23 juli – precies acht weken na de monumentale dreun die zijn partij op lokaal en regionaal niveau voor de kiezen kreeg.
De verrassende zet van de Spaanse premier is des te opmerkelijker omdat Spanje op 1 juli voorzitter van de Europese Unie wordt. Regeringsleiders gebruiken zo’n voorzitterschap graag om hun positie bij de kiezers te verstevigen. De ervaring leert dat handen schudden met wereldleiders en gastheer spelen bij topontmoetingen het gezag in eigen land versterken. Sánchez ziet af van dit springplankje naar herverkiezing. Is hij een kamikaze of een briljant strateeg?
Eén ding is zeker: de stembusgang van zondag kon voor Sánchez bijna niet desastreuzer uitvallen. Twaalf Spaanse regio’s kozen een nieuw parlement. De sociaaldemocraten verloren zeven van de tien regio’s waar zij regeerden, waaronder Valencia. Dat betekent dat negen van de twaalf regio’s die zondag stemden nu in handen zijn van de rechtse rivalen van de Volkspartij (PP), in de meeste gevallen dankzij de steun van de extreemrechtse partij Vox.
Ook op lokaal niveau verloor de PSOE een groot deel van haar invloed. In steden als Sevilla, Granada, Palma de Mallorca en Valladolid moeten sociaaldemocratische burgemeesters plaatsmaken voor een conservatieve kandidaat. In Madrid, van oudsher een rechts bolwerk, groeide de PP uit naar een absolute meerderheid. Alleen in Catalonië behaalde de partij van Sánchez min of meer bevredigende resultaten, al bleef de sociaaldemocratische kandidaat in Barcelona op de tweede plaats steken. Bij een vergelijkbare opkomst kreeg de PSOE bij de gemeenteraadsverkiezingen van vier jaar geleden anderhalf miljoen stemmen meer dan de PP, nu ruim een half miljoen minder. Tel bij dit alles op dat Unidas Podemos, de coalitiepartner in het kabinet van Sánchez, eveneens terrein verloor en het beeld is compleet.
Bom
Tegen deze achtergrond stapte de 51-jarige Madrileen maandagochtend naar koning Felipe VI om het staatshoofd te vertellen dat hij ’s middags een buitengewone ministerraad bijeen zou roepen als eerste stap naar vervroegde verkiezingen. Het nieuws sloeg in als een bom. Analisten die zich bogen over de vraag wat de nederlaag zou betekenen voor de positie van Sánchez en de interne oppositie binnen zijn partij, kregen opeens een heel nieuwe situatie voorgeschoteld.
Daarin schuilt een eerste reden om na de zware nederlaag zo snel mogelijk nieuwe verkiezingen uit te schrijven: er is geen tijd voor interne twisten over het leiderschap van Sánchez. Een tweede reden is dat de premier kennelijk vertrouwt op zijn uitzonderlijke politieke instinct. Als weinig anderen verstaat hij de kunst van het overleven in schijnbaar hopeloze situaties.
In zijn korte toespraak van maandagochtend liet hij al doorschemeren wat de hoofdlijn van zijn campagne gaat worden. „Tal van instellingen zullen bestuurd gaan worden door een nieuwe meerderheid van de PP en Vox”, zei hij. „Hoewel het gisteren om lokale en regionale verkiezingen ging, strekken de gevolgen ervan verder dan dat. Daarom neem ik persoonlijk verantwoordelijkheid voor deze resultaten.”
Sánchez gokt op alles of niets. En niets is daarbij zo effectief als het perspectief van een regering waarin extreemrechts beslissend is. Want hoewel de grote commerciële tv-zenders en de PP er alles aan doen om de ultra’s zo veel mogelijk wit te wassen, is dat een halve eeuw na de dood van dictator Franco voor veel Spanjaarden nog steeds een schrikbeeld.