Vorig jaar verstrekte de overheid meer dan 25.000 werkvergunningen, vooral voor laaggeschoold werk in de land- en tuinbouwsector. Het Centraal Planbureau (CPB) had gerekend op niet meer dan 10.000.

In een interview met Trouw zei staatssecretaris Van Hoof (Sociale Zaken) zaterdag dat hij nog eens goed naar die vergunningen wil kijken. „We hebben zelf nog heel veel potentiële arbeidskrachten voor dit werk in de uitkeringen zitten.”

Volgens een woordvoerder wil de bewindsman het onderwerp opnieuw inbrengen in de ministerraad. De staatssecretaris constateert dat de toevloed van Oost-Europeaanse werkkrachten al gevolgen heeft gehad voor een project om uitkeringsgerechtigden in de land- en tuinbouw aan het werk te zetten. De teller stopte bij 383 mensen.

Van Hoof legt de schuld deels bij de Tweede Kamer, die weliswaar een beperkt toelatingsbeleid wilde, maar de deur voor de land- en tuinbouwsector wél wijd openzette. De bewindsman geeft echter niet op. Hij wil het liefst toe naar een detacheringssysteem voor uitkeringsgerechtigden in de tuinbouw. „Dat geeft bedrijven weinig administratieve lasten.”

LTO-Nederland reageerde zaterdag verbaasd op de suggestie van Van Hoof dat hij het aantal werkvergunningen wil aanpakken. Volgens woordvoerder G. Pinxterhuis is er geen sprake van verdringing. Het probleem ligt vooral bij de uitkeringsgerechtigden zelf, die volgens hem niet in staat zijn fysieke arbeid te verrichten, gewoon geen zin hebben of stellen dat seizoensarbeid hun bijscholing in de weg staat.

Pinxterhuis waarschuwt dat een beperking van de mogelijkheid om seizoenskrachten aan te trekken uit Oost-Europese landen de illegale arbeid weer in de hand kan werken. Er zijn jaarlijks gemiddeld 16.000 mensen nodig. Afgelopen jaar bleken er nog geen 400 uitkeringsgerechtigden beschikbaar of geschikt te zijn voor dat werk. De rest kwam uit landen als Polen.