VNG: akkoord jeugdzorg stap die ‘echt verder’ kan helpen
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) verwacht veel van het principeakkoord over de jeugdzorg. In de zogeheten Hervormingsagenda Jeugd hebben gemeenten, kabinet, professionals, jeugdzorgaanbieders en cliëntorganisaties maatregelen afgesproken om de jeugdzorg te verbeteren. De VNG spreekt van „een belangrijke stap om te komen tot een agenda die kinderen en gezinnen in onze gemeenten echt verder gaat helpen”.
„Zo liggen er ambitieuze plannen voor om de toegang te verbeteren, de administratie stevig te verminderen en te zorgen dat de sturing op specialistische zorg eenvoudiger wordt. Dit zal veel van gemeenten vragen, vaak ook gezamenlijk”, zegt Cathalijne Dortmans, voorzitter Commissie Zorg, Jeugd en Onderwijs van de VNG. „Wij willen hier onze schouders onder zetten.”
Om het akkoord definitief te maken is de instemming van de gemeenten nodig. Het wordt op 14 juni aan ze voorgelegd. „Uiteraard is het van groot belang dat gemeenten vanaf 2026 voldoende financiële middelen hebben voor al hun taken”, zegt de VNG wel. Daarover wordt nog gesproken met het kabinet.
De gezamenlijke branches in de jeugdzorg lieten al weten ook positief te zijn over de afspraken die in de hervormingsagenda zijn gemaakt, maar ze hebben tegelijkertijd ook grote zorgen over het geld. Ze zijn bang dat de ingeboekte bezuinigingen de noodzakelijke inhoudelijke verbeteringen belemmeren.
De Samenwerkende Beroepsverenigingen Jeugd (SBJ) zijn „opgelucht” en denken „met de gemaakte afspraken op een aantal punten verbeteringen door te voeren in de zorg voor kinderen, jongeren en gezinnen”. De voorgenomen besparingsopgaven mogen echter „op geen enkele manier het inhoudelijke ontwikkelproces en daarmee de zorg voor kinderen, jongeren en gezinnen in de weg zitten”, benadrukt het gezelschap. Dat bestaat onder meer uit het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), Jeugdartsen Nederland (AJN), de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW) en de Nederlandse Vereniging van pedagogen en Onderwijskundigen (NVO).