Italië worstelt met buitenlands beleid
Een gesprek tussen de Italiaanse premier Giorgia Meloni en de Franse president Emmanuel Macron, dit weekend op de G7-top in Japan, moet een eind maken aan de zoveelste Frans-Italiaanse onenigheid.
De ruzie tussen Rome en Parijs ontstond ruim een week geleden toen de Franse minister van Binnenlandse Zaken, Gérald Darmanin, premier Meloni „onbekwaamheid” verweet inzake het migratievraagstuk. Daarop schrapte haar minister van Buitenlandse Zaken Antonio Tajani een voorgenomen reis naar Parijs, waarna Frankrijk een regiment gendarmes naar de grens met Italië stuurde om de mensensmokkelroutes via de Alpen af te grendelen.
Met zijn uitspraak raakte Darmanin een gevoelig punt, want van Meloni’s verkiezingsbelofte dat zij de migratiestroom desnoods met een maritieme blokkade zou stoppen, is tot nu toe weinig terechtgekomen. In plaats daarvan is het aantal migranten toegenomen en heeft haar regering weinig meer gedaan dan kritiek leveren op de Europese partners.
Vorige week was het de beurt aan de Spaanse vicepremier Yolanda Diaz om een recent arbeidsdecreet van de regering-Meloni en de afschaffing van een bijstandsregeling voor werklozen te definiëren als een aanval op de werknemers. De Italiaanse premier antwoordde dat zij zich met haar eigen zaken moest bemoeien.
Onder vuur
Ook binnen de EU ligt de regering-Meloni onder vuur. Zo is het conflict over het Europees Stabiliteitsmechanisme weer opgelaaid. Het ESM moet de mogelijkheid bieden om lidstaten met financiële problemen te helpen en is inmiddels ondertekend door alle EU-leden, met uitzondering van Italië.
Meloni’s partij heeft het ESM altijd bestreden als een instrument van Brussel om de soevereiniteit van lidstaten te beperken en als premier daarop terugkomen zou voor haar gezichtsverlies betekenen. Italië staat hierin alleen, maar omdat voor dergelijke verdagen unanimiteit nodig is, houdt het zo de uitvoering tegen en neemt de druk om alsnog te tekenen toe.
Vrije concurrentie
Een andere kwestie waarin Rome en Brussel al jaren tegenover elkaar staan, is die van de ”balneari”, de uitbaters van stranden, die in Italië worden gepacht van de staat. Dat gebeurt op grond van concessies, die vaak al tientallen jaren aan dezelfde personen of families worden toegekend. Dat is in strijd met het beginsel van vrije concurrentie zoals geformuleerd in de EU-richtlijn-Bolkestein.
De al uit 2006 stammende richtlijn is in Italië nooit ingevoerd voor beroepsgroepen als de balneari, die goed zijn voor veel stemmen. Eerder dit jaar heeft zowel de Italiaanse Raad van State als het Europese Hof van Justitie geëist dat de concessies eindelijk openbaar worden aanbesteed. Zo niet, dan hangt Italië een inbreukprocedure boven het hoofd, maar Meloni doet er vooralsnog het zwijgen toe.
Ten slotte loopt het niet lekker met het Italiaanse herstelplan. Daarvoor is door de EU 191 miljard euro ter beschikking gesteld, op voorwaarde dat de voorgenomen hervormingen, investeringen en infrastructuren voor 2026 worden uitgevoerd. Maar door bureaucratische procedures, versnippering van fondsen, wisseling van personeel en verkeerde projectkeuzes (zoals de bouw van voetbalstadions met EU-geld) lijkt dat niet te gaan lukken. De verantwoordelijke minister Raffaele Fitto heeft al gewaarschuwd dat vermoedelijk een deel van het budget niet zal worden besteed.
Dit alles maakt de Italiaanse positie in Brussel er niet sterker op. Er is echter één element dat Meloni’s status in Brussel hooghoudt: haar onvoorwaardelijke steun aan het Europese- en NAVO-beleid in de Oekraïense oorlog, nog eens bevestigd tijdens het bezoek van de Oekraïense president Volodymyr Zelensky aan Rome op 13 mei. Dat maakt haar tot een onmisbare steunpilaar binnen een land waar de steun voor (wapenzendingen aan) Oekraïne geleidelijk afneemt.