Wijst kerk in misbruikzaak weg naar politie nadrukkelijk genoeg?
Een dader die op rozen zit, een slachtoffer dat niet volledig wordt geïnformeerd over zijn mogelijkheden; oud-zedenrechercheur Piet Vijfhuizen schetste onlangs een ontluisterend beeld over de tuchtrechtelijke procedure na misbruik in sommige kerken. In hoeverre snijdt zijn kritiek hout?
Vijfhuizen, die bij de Rotterdamse politie de laatste tien jaar van zijn carrière zedenzaken onderzocht, stelt dat er in de reformatorische gezindte een denkstap nodig is. „Nu wordt een misbruikzaak in onze gezindte te vaak beschouwd als een ernstige gebeurtenis binnen de kerkelijke gemeenschap. Maar het is een misdrijf waarop het wetboek van strafrecht van toepassing is.”
De oud-rechercheur richt zijn kritiek voornamelijk op het protocol dat gebruikt wordt door de gezamenlijke klachtencommissie –die onderzoek doet bij klachten binnen een kerkelijke gezagsrelaties– van de Gereformeerde Gemeenten (GG) en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Vijfhuizen, zelf lid van de GG, maakte zich jaren geleden al hard voor aanpassing van het protocol. De oprichting van het huidige meldpunt ging met de nodige weerstand gepaard. „Men was bang dat door zo’n meldpunt de ambtelijke verantwoordelijkheid te veel op de achtergrond zou raken en in plaats daarvan de deskundigen het voor het zeggen zouden krijgen.”
Met de oprichting van het meldpunt veranderde het protocol waarmee de klachtencomissie werkt niet. „Daarin staat nog steeds niets over de mogelijkheid om aangifte te doen. Waar het mij om gaat, is dat een zakelijke uitleg over het doen van aangifte en het vervolg daarop te nadrukkelijk wordt weggelaten.”
In protocollen die gebruikt worden door de andere reformatorische kerken staat wel dat een slachtoffer aangifte kan doen.
Diep verdrietig
Verder wordt de oud-politieman „diep verdrietig” van de manier waarop hoor en wederhoor vorm krijgt tijdens een procedure door de klachtencommissie. Aangeklaagde krijgt 14 dagen om te reageren op de klacht. Vervolgens worden, binnen 8 weken, de klager en de aangeklaagde gehoord. Vijfhuizen: „De mazen zijn zo wijd dat de verdachte zomaar weg kan zwemmen. Hij heeft in die 14 dagen ruimschoots de tijd om zijn kansen te overdenken, getuigen te beïnvloeden of sporen uit te wissen. Ik heb waardering voor hulpverleners, maar voor verhoren en waarheidsvinding na een seksueel misdrijf is een andere deskundigheid nodig”
Mr. Gerrit van den Brink, als advocaat gespecialiseerd in kerkrecht, snapt de zorg van de oud-rechercheur. „Een kerkelijke commissie heeft inderdaad niet dezelfde onderzoeksbevoegdheden als de politie. En als je niet gespecialiseerd bent in dergelijke onderzoeken, kun je een eventueel strafrechtelijk onderzoek schaden. Justitie is mijns inziens dan ook de aangewezen instantie om een dergelijk onderzoek te verrichten. Kerken moeten terughoudend zijn om een ernstige misbruik intern te houden. Het is belangrijk melders aan te moedigen aangifte te doen en hen daarin zo nodig ook te begeleiden.”
Toch kan kerkelijk onderzoek wel degelijk zinvol zijn, meent Van den Brink. „Bijvoorbeeld als het slachtoffer niet naar de politie wil. Dan is de kerkelijke route beter dan niets. En voor een slachtoffer kan het al veel genoegdoening geven als een dader geen ambt meer bekleedt in de gemeente.”
Ook onderstreept de advocaat het belang van het ambtsgeheim. „Ik zou er absoluut niet voor pleiten om kerken te verplichten om informatie over misbruik altijd te delen met de politie. De weg naar een predikant of ouderling moet openblijven voor daders, zodat ze geestelijke bijstand kunnen krijgen zonder bang te hoeven zijn dat de informatie wordt doorgespeeld naar justitie.”
Ds. H. Brons, sinds begin 2021 voorzitter van de klachtencommissie, herkent het beeld niet dat Vijfhuizen schetst. „Ik denk dat er sprake is van een misverstand. Slachtoffers worden al bij het meldpunt, dus voor ze met onze commissie in aanraking komen, geïnformeerd over mogelijke vervolgstappen. Daar wordt dus ook gesproken over de optie om aangifte te doen bij de politie.”
Dat onderschrijft Maria Vermeulen, coördinator bij het meldpunt. „We noemen altijd de stap naar de politie. Als het gaat om minderjarige slachtoffers dringen we er bij ouders ook echt op aan om aangifte te doen. Tegelijkertijd bespreken we ook hoe groot de kans is dat een zaak zal worden opgepakt en hoe groot de kans op succes is. We weten dat maar een klein deel van de aangiftes uiteindelijk leidt tot een veroordeling.”
Veel melders hebben al nagedacht over het wel of niet melding doen bij de politie, weet Vermeulen uit ervaring. „De meeste slachtoffers kiezen niet voor aangifte. Om daartoe te komen moet je al ver zijn in de verwerking.”
Zou het niet beter zijn als de mogelijkheid om naar de politie te stappen ook zwart op wit zou staan in het protocol van de klachtencommissie? Ds. Brons: „In principe is de optie om aangifte te doen al helder in beeld bij het meldpunt. Maar we staan open voor signalen. Als de communicatie helderder kan, dan bespreken we dat binnen het meldpunt en de commissie.”
Belangrijk volgens ds. Brons is dat de wens van het slachtoffer centraal staat. „Tucht is altijd gericht op herstel. Wil een slachtoffer vergelding, dan ligt de weg naar het strafrecht open. Wil hij vooral dat de dader geen kans meer heeft om meer slachtoffers te maken, dan kan hij kiezen voor de kerkelijke weg.”
Dit is deel 2 in een tweeluik over misbruik in reformatorische kring.