Sommige predikanten en ouderlingen van de Kerk van Schotland erfden door familieleden op plantages vergaarde rijkdommen. Ook dragen sommige gebouwen, waaronder de kathedraal van Glasgow, gedenktekens voor mensen die van de slavenhandel profiteerden, schrijven de onderzoekers.

Zij stellen vast dat „verhalen over slavernij en afschaffing vaak genuanceerd zijn en niet altijd eenduidig.” Als voorbeeld noemen zij dat een bekende predikant, dr. Robert Walker uit Edinburgh, die in 1788 bij het parlement een petitie indiende om de slavernij af te schaffen, acht jaar eerder erfgenaam werd van de nalatenschap van zijn broer John Walker, een (slaven)handelaar in St. Lucia.

Het onderzoek bestrijkt de periode tussen de Act of Union in 1707, die leidde tot de oprichting van het Verenigd Koninkrijk, en de afschaffing van de slavernij in de Britse kolonies in West-Indië in de jaren rond 1830.

Het rapport wordt volgende maand voorgelegd aan de synode van de Kerk van Schotland. Het is niet de bedoeling, zeggen de onderzoekers, om mensen van nu de schuld te geven of zich schuldig te laten voelen voor daden uit het verleden. Wel zou de kerk er goed aan doen alle kennis die zij heeft over vroegere banden met de slavernij te gebruiken om mensen van dit verleden te laten leren. De banden die de kerk had met slavernij mogen niet gebagatelliseerd of verborgen worden, schrijven de onderzoekers.

Kunstwerk

Zij bevelen de Kerk van Schotland aan een „verklaring van erkenning en verontschuldiging” op te stellen, een speciale pagina over de banden van de kerk met de slavenhandel op haar website te plaatsen en een „passend kunstwerk te bestellen om gemeenten te helpen gesprekken te beginnen over de erfenis van de slavernij”.

Uit een enquête onder kerkleden bleek overigens dat velen vinden dat fysieke kenmerken van gebouwen die verband houden met de slavernij niet mogen worden verwijderd. Zulke kenmerken moeten daarentegen worden gebruikt om gemeenten en mensen te helpen meer te weten te komen over dit hoofdstuk van de Schotse geschiedenis.