Bas de Vroome is musicus en mantelzorger
Morele schoonheid gaat ver boven de schoonheid van muziek. Deze les, die zijn dochter Elize hem leerde, staat gebrand op het netvlies van musicus, conservatoriumdocent en mantelzorger Bas de Vroome. „Omzien naar anderen is het allerbelangrijkste in het leven.”
Het emotioneert De Vroome (60) nog altijd. „Ik was eens bij een orgelconcours in Goes. De Rotterdamse studenten hadden daar mooi gespeeld. Nog vol van de schoonheid van de muziek kwam ik even later thuis.” Hij hapert even. „En wat zie ik als eerste? Elize die Annemarie, mijn vrouw, liefdevol helpt. Dat raakte mij diep. Het is natuurlijk fantastisch als iemand een muziekstuk fenomenaal vertolkt. Toch is morele schoonheid van een hogere orde.”
De Vroome is organist van de Nieuwe Kerk en de Oude Kerk in zijn woonplaats Delft, docent aan het Rotterdams conservatorium en beiaardier in diverse plaatsen. Hij speelde onder andere tijdens de rouwdiensten van prins Claus, prinses Juliana en prins Bernhard. Normaal gesproken reageert hij vlot op mails. Na het versturen van een bericht met het verzoek om mee te werken aan een persoonlijk interview blijft het echter meer dan een week stil. Een telefoontje schept duidelijkheid. „Als het over muziek gaat, heb ik nog maar weinig te vertellen. In concertagenda’s moet je mijn naam tegenwoordig met een lampje zoeken, want in principe ben ik elke middag en avond thuis om voor Annemarie te zorgen.”
Weken later zwaait de deur van De Vroomes tussenwoning toch gastvrij open. Het gesprek gaat immers over veel meer dan muziek alleen. In de woonkamer wacht zijn vrouw. Ze zit in een stoel bij het achterraam. Na de begroeting met een handdruk gaat haar duim omhoog, want praten lukt vrijwel niet meer.
De Vroome moet tegenwoordig letterlijk voor twee praten. Hij vertelt dat in 2002 multiple sclerose bij zijn vrouw werd vastgesteld, een chronische aandoening van het centrale zenuwstelsel. „Dat kwam aan als een mokerslag. Inmiddels is Annemarie volledig aangewezen op hulp van anderen. We hebben een vaste ploeg van drie zorgverleners die er afwisselend van negen uur ’s morgens tot één uur ’s middags zijn. Wekelijks helpt een van hen Annemarie in de rolstoel en bezoeken ze een koffietentje in de buurt. Deze zzp’ers zijn goud waard. We beschouwen hen als gezinsleden.”
Vrijwel iedere ochtend loopt De Vroome een uur in het Abtswoudse bos, niet ver van zijn woning. „Een heerlijke plek, die ik heb leren waarderen in de coronaperiode. Na het lopen ontbijt ik onder het genot van een psalm van Sweelinck, uitgevoerd door het Gesualdo Consort. Mijn ochtenden zijn verder gevuld met lesgeven aan het conservatorium en het verzorgen van beiaardbespelingen.”
„Koffie?” Na een positief antwoord loopt de gastheer naar de keuken. Nog geen halve minuut later staat hij alweer in de kamer tegen een deurpost geleund en vraagt hij belangstellend naar de gezinssituatie van zijn bezoek. Het tekent de musicus. Niet voor niets typeren veel conservatoriumstudenten hem als een vaderfiguur.
De Vroome is zoon van Drentse ouders, zijn vader was schipper. „Na de geboorte van mijn zus Joke wilde mijn moeder dat het gezin aan de wal ging wonen. Mijn vader vond het niet leuk om het binnenvaartschip te verlaten, want varen was zijn lust en zijn leven. Toch verhuisden mijn ouders naar Rotterdam, omdat mijn vader daar een baan in de Waalhaven had gevonden.”
Kort daarop werd De Vroome geboren. Hij groeide op in Rotterdam-Zuid. „Ik houd van de stad en van de directe manier waarop Rotterdammers communiceren.” Hij kijkt naar Annemarie: „Ik ben niet voor niets met jou getrouwd. Jij bent een echte Rotterdamse, recht voor zijn raap. Mensen uit Drenthe kijken meer de kat uit de boom.” Lachend: „Annemarie weet mij bijvoorbeeld met haar vingerwijzingen feilloos duidelijk te maken welk plekje van de woonkamer ik ben vergeten te zuigen.” Zijn vrouw maakt een geluid en steekt ter instemming haar duim omhoog.
De Vroome snijdt intussen de bonbon die zijn echtgenote heeft gekozen in minuscule stukjes. Als na vijf minuten uiteindelijk de koffiemachine wordt aangezet, blijft De Vroome praten. „Onze jongste dochter, Emma, trouwde vorig jaar en was de laatste die uit huis ging. Dat vonden Annemarie en ik best moeilijk. Gelukkig komen onze drie kinderen vaak langs. Mijn vader zei vroeger: „Ik vind het fijn als je komt en prima als je weer weggaat.” Hij bedoelde dit niet negatief, maar wilde duidelijk maken dat we ons vrij moesten voelen. En terecht, want kinderen moeten hun eigen leven op kunnen bouwen.”
Wat leerde u nog meer van uw vader?
„Solidariteit was een belangrijke waarde voor mijn vader. Daarom namen mijn ouders een schippersdochter in huis. Barbara heeft twaalf jaar bij ons gewoond.”
Wat vond u van haar komst?
„Ik was een beetje overrompeld en wist niet zo goed raad met de nieuwe gezinssituatie. Ook omdat Barbara heel direct communiceerde. Voorheen trok ik veel op met mijn zus, maar nu hadden de meiden elkaar. Mijn ouders hebben nog geprobeerd om een schipperszoon in huis te nemen, maar dat is niet gelukt. Op mijn achtste ben ik maar orgel gaan spelen en werd het orgel mijn vriend. Ik spelde orgelbladen en wist op den duur werkelijk alles over onder andere orgelfronten. Op de havo was ik een buitenbeentje, echte vrienden had ik niet. Dat bewaarde me wel voor de negatieve invloeden die een vriendengroep soms met zich meebrengt. Ik rookte niet, ging niet achter de meiden aan en had geen brommer. Ik speelde orgel en trok me weinig van anderen aan. Die levenshouding zie ik soms ook bij studenten. Misschien is het wel een voorwaarde om ergens goed in te worden. Overigens waren mijn puberjaren niet altijd leuk, want elk mens heeft behoefte aan contact met anderen en dat had ik toen te weinig. Omgaan met mensen vond ik lastig. Als kind voetbalde ik met een paar jongens uit de buurt. Ik communiceerde dan via de bal.”
Was u een makkelijke puber?
„De relatie met mijn vader verliep in die tijd niet gladjes. Ook omdat het mij niet lukte om hem goed weerwoord te geven. Wanneer ik iets niet van hem mocht, gehoorzaamde ik hem. Mijn verzet uitte ik soms op een andere manier. Zo zei ik een keer na het Bijbellezen aan tafel dat ik er niets van geloofde. Iedereen viel stil.
Ik vond de woorden van mijn vader vaak onbegrijpelijk en hopeloos ouderwets. Hij legde niet uit wat hij zei. Achteraf begreep ik dat hij veel Bijbelteksten citeerde, onder andere dat wij God al tastende vinden mochten. Hij had wel gelijk, want dat vinden gaat niet zomaar.”
Wat leerde u van uw moeder?
„Ik leer nog altijd van haar! Ze is 95 en woont nog steeds in Rotterdam. We bellen elkaar dagelijks en ik bezoek haar twee keer per week. Na de koffie met koek en de ditjes en datjes, doen we Bijbelstudie. Hoewel mijn moeder het nodige mankeert, blijft ze dankbaar en positief. Ze kijkt naar datgene wat ze nog wel heeft. Dat probeer ik ook in de praktijk te brengen. Jarenlang moest ik Annemarie ’s nachts diverse keren naar het toilet helpen. Dat vond ik niet leuk, want ’s nachts wil je slapen. Dankzij mijn moeder hield ik mijzelf voor dat als ik er drie keer uit moest, ik er vier keer in kon. Vroeger was ik somberder dan nu.”
Somber?
„Als kind ging ik met mijn ouders mee naar een confessioneel-hervormde gemeente in Rotterdam. De organist van die kerk, Cor van Heusden, kon goed begeleiden. Door hem heb ik de samenzang leren waarderen. De preken gingen grotendeels langs mij heen. Ik voelde wel dat we voor een ernstige zaak bij elkaar zaten en ving soms woorden op over eeuwig lijden, over de hel. Hoe konden veel kerkgangers dan na de dienst voor mijn gevoel overgaan tot de orde van de dag? Dit alles stemde mij best somber. Mijn leven werd een zoektocht naar de waarheid. Als organist kom je op veel plekken. Zo speelde ik bij de vrijzinnigen, rooms-katholieken en bij de Gereformeerde Gemeenten. Ik vond het best spannend om in Delft benoemd te worden.”
Spannend?
„De Maranatha- en de Mattheüswijk hebben min of meer een Gereformeerde Bondssignatuur. Ik maakte er kennis met de Drie Formulieren van Enigheid. Catechismuspreken waren nieuw voor mij. Ik ging mijzelf afvragen in hoeverre ik mijn geloof inhoud gaf gedurende de week. Overigens leven de Drie Formulieren nu nog minder voor mij dan vóór mijn benoeming in Delft. Ik probeer erachter te komen hoe dit komt. Sowieso wil ik zeker weten dat het waar is wat ik geloof.”
Hoe verloopt dat proces?
„Mijn vader zei dat hij God al tastende hoopte te vinden. Om zekerheid te krijgen, probeer ik net als beoefenaars van de aloude retorica mijn veronderstelde overtuigingen met tegenargumenten onderuit te halen. Het is belangrijk om te weten hoe mijn geloof tot stand is gekomen. Ik probeer alles te onderzoeken. Het is mij duidelijk geworden dat godsdiensten als het boeddhisme en de islam geen bestaansrecht hebben. Nu bestudeer ik de leer van de Jehova’s Getuigen.”
Staat uw geloof op losse schroeven?
„De kern van het Evangelie –Jezus’ lijden en sterven als verzoening voor onze zonden– staat voor mij als een paal boven water. Tegelijkertijd is er zo veel wat wij niet begrijpen. Ik zie de Bijbel als een enorme legpuzzel. Af en toe kan ik weer een stukje aanleggen. Dan wordt iets een echte overtuiging. Net als bij Timotheüs, die volgens Paulus door overtuigingen tot geloof gekomen is. Annemarie en ik doen veel Bijbelstudie. Daarbij lees ik voor uit de Bijbel en boeken die de Schrift uitleggen. „Gelukkig zijn zij die zich bewust zijn van hun geestelijke behoeften.” Ik vind dit een prachtige vertaling van een van de zaligsprekingen.”
De Vroome geeft zijn vrouw weer een stukje bonbon en helpt haar meer rechtop.
Hoe ervaart u de mantelzorg?
„Vroeger was ik druk met het zo goed mogelijk uitvoeren van bijvoorbeeld de Triosonates van Bach. Nu is het samen eten met Annemarie een uitdaging. Ik help haar met liefde, al valt het mij soms zwaar. En toch, je moet niet doen wat je leuk vindt, maar leuk vinden wat je doet. Dat lijkt misschien een flauwe uitspraak, maar ga het maar eens toepassen in je eigen leven.”
Bewondert u uw vrouw?
De Vroome kijkt zijn vrouw aan: „Ik praat veel over jou met anderen en altijd in positieve zin. Toen ik vrijwilligerswerk deed in de verslavingszorg bij De Hoop in Dordrecht werkte ik op de gesloten afdeling. Verslaafden klaagden soms dat ze niet meer naar buiten konden. Dan stelde ik Annemarie ten voorbeeld en vielen mensen stil.
Het moeilijkst vind ik de momenten dat Annemarie mij iets duidelijk wil maken en ik haar niet begrijp. We zijn een duo van gesloten vragen geworden. Ja- en nee-vragen stellen, werkt het beste.
Onlangs bezocht ik onze huisarts, een wijze man. We staan onszelf tegenwoordig nog nauwelijks verveling toe, zei hij. Inderdaad vullen we al onze tijd. Dat geldt ook mij. Ik wil graag tempo maken, maar Annemarie trekt altijd aan de rem. Vorig jaar viel ik van de trap en liep ik een hersenschudding op. Noodgedwongen moest ik rust houden en kon ik een klein beetje meemaken wat Annemarie ervaart.”
Waarom solliciteerde u zo’n twintig jaar geleden als groepsbegeleider bij De Hoop?
„Ik zat met mijzelf in de knoop. Mede vanwege de kritiek die ik 2002 had gekregen op mijn spel tijdens de rouwdienst van prins Claus. De begeleiding van enkele liederen verliep toen ongelijk, omdat ik in mijn eigenwijsheid dacht het zonder hoofdtelefoon te kunnen redden. Ik was klaar met mijn ego en dat van anderen in de muziekwereld en wilde een nieuw leven beginnen buiten de muziek. Maar ik werd niet aangenomen bij De Hoop.”
Daar stond u met uw goede bedoelingen.
„De gesprekken verliepen plezierig. Het ging mis toen ik de vraag kreeg hoe ik zou reageren als een verslaafde met mij deelde dat hij een zooitje van zijn leven had gemaakt. Ik gaf een theologisch juist antwoord door te wijzen op de vergeving die in Jezus is te vinden. Wat ik toen onvoldoende begreep was dat je pas naast een verslaafde kunt staan als je er weet van hebt dat je er zelf ook een puinhoop van hebt gemaakt.”
Bleef het daarbij?
„Nee, ik ben een paar jaar later met de deeltijdopleiding sociaalpedagogische hulpverlening begonnen. Vier jaar na mijn eerste poging solliciteerde ik weer bij De Hoop. Ook toen werd ik niet aangenomen, want men vond –terecht– dat ik vooral thuis nodig was. Wel was ik in Dordrecht welkom om een dag vrijwilligerswerk te doen.”
Wat leerde u van de verslaafde medemens?
„Ik genoot enorm van de omgang met die onaangepaste mensen. Als ik met hen boodschappen deed in de supermarkt, ontdooiden ze de mensen die in de rij voor de kassa stonden. Verslaafden leerden mij relativeren. Mijn streven om de beste te zijn in mijn vak ging eraan. Natuurlijk moet je –ook als musicus– je best doen, maar perfectionisme is niet alles.”
Waarom stopte u bij De Hoop?
„Juist op het moment dat het voor de sph-opleiding nodig was om twee dagen vrijwilligerswerk te gaan doen, vroeg Annemarie mij om vaker thuis te zijn voor haar. Ik moest mijzelf toen wegcijferen en stoppen bij De Hoop. Terwijl ik daar altijd met een glimlach heen ging en met een glimlach thuiskwam. Maar als je iets wilt betekenen voor anderen moet je thuis beginnen.”
Deelde u uw teleurstelling met uw vrouw?
„Praten over gevoelens ging mij vroeger slecht af. Gelukkig heeft Annemarie mij dat geleerd. Dankzij haar ben ik dichter bij mijzelf gekomen. Een lastig, maar heilzaam proces.”
Hoe uitte u uw gevoelens vóór die tijd?
„Via de muziek. Dat was mijn taal. Ik hield van de grote romantische orgelwerken van bijvoorbeeld Reger, vanwege het drama, de ontknoping. Dergelijke muziek speel ik nog altijd graag, de 19e-eeuwse orgels van de Nieuwe en de Oude Kerk in Delft nodigen daartoe uit. Maar ik heb dergelijke stukken niet meer nodig om mijn gevoelens te uiten. Grappig genoeg had Annemarie vanaf het begin veel meer waardering voor de soberder muziek uit de 17e eeuw van Van Noordt en Buxtehude. Zij heeft mijn ogen geopend voor de schoonheid van dergelijke werken. Pas wanneer je je eigen gevoelens onderkent, kun je die muziek goed delen met anderen. Annemarie was jarenlang mijn rechterhand. Ze leest geen noten, maar ze kon feilloos registreren aan de hand van de codes die ik in de partituren had gezet.”
Wat betekent muziek vandaag de dag voor u?
„Het is heerlijk om psalmen en gezangen te begeleiden tijdens de eredienst. Ook van de beiaardbespelingen geniet ik enorm. Vroeger speelde ik vaak moeilijke stukken. Tegenwoordig houd ik het voornamelijk bij psalmen, gezangen en het populaire Nederlandse lied. Ik zing vaak uit volle borst mee. De psalmen worden steeds belangrijker voor Annemarie en mij.”
Wat is uw lievelingspsalm?
De Vroome kijkt naar zijn vrouw: „Psalm 6 is jouw lievelingspsalm hè?” Er gaat een duim omhoog. Hij citeert, in de nieuwe berijming: „Heer, toon mij uw genade, straf mij niet naar mijn daden, ik was in kwaad verblind. Komt mij uw hand kastijden, sla mij met medelijden als uw weerspannig kind.” Geëmotioneerd: „Er vindt correctie plaats. De psalmen zijn zo geschikt voor zelfonderzoek. Terecht hebben reformatorische kerken veel waardering voor de psalmen.”
Wat spreekt u aan in de beiaard?
„Het is in tegenstelling tot het orgel een dynamisch instrument, waarop het heerlijk muziek maken is. Ik vind het geweldig om de schoonheid van de beiaard met anderen te delen. Niet alleen met luisteraars op straat, maar bijvoorbeeld ook met schoolklassen die de toren bezoeken. Ik geniet enorm van kinderen. Als Jezus zegt dat we als een kind moeten worden, dan meent Hij dat. We moeten en mogen vragen stellen. Veel volwassenen hebben dat verleerd en lopen met een masker op. Ik probeer op een kinderlijke manier, al vragen stellend, les te geven.”
Veel studenten noemen u een vaderfiguur. Welke waarden wilt u hun meegeven?
De Vroome valt stil. Tranen biggelen over zijn wangen. „Ik hoop dat ze zich niet alleen muzikaal ontplooien, maar ook dat ze zich als mens op een positieve manier ontwikkelen. Natuurlijk ben ik geen psycholoog, maar als ik zie dat iemand op slot zit, ga ik wel het gesprek aan.
Veel van mijn studenten zijn christen. Dan moeten ze niet de meeste tijd stoppen in het perfectioneren van hun spel, maar ook veel aandacht geven aan Bijbelstudie. Je moet stoppen met tijd investeren in de sociale media, adviseer ik hun vaak. Die media heb je niet nodig om jezelf op de kaart te zetten. Als je maar lang genoeg gewoon doet, word je vanzelf bijzonder.”
Hebt u om die reden zelf geen mobieltje?
„Die heb ik wel, maar het nummer van mijn Nokia is enkel bekend bij mijn kinderen, mijn moeder en de zorgverleners van Annemarie. Als je continu bereikbaar bent, word je steeds minder benaderbaar. Ik heb enkele cd’s gemaakt. Verder staan er wat opnamen van mijn spel op YouTube. Toch mis ik het contact tijdens zo’n gestreamd concert. Sowieso vraag ik me af in hoeverre we elkaar nog écht ontmoeten vandaag de dag.”
Hebt u een oplossing?
„Nee. De enige oplossing is de komst van Gods Koninkrijk. Daar bidden Annemarie en ik om.”