Mudrun: tijgeren door de modder
Langzaam kruip ik op mijn buik onder het prikkeldraad door. Terwijl ik met mijn handen vol in de modder grijp, roept mijn sportgenoot: „Help, mijn knot zit vast!” Welkom op het parcours van een mud run, waar je je weer even kind voelt.
Op mijn telefoon komt een foto van een modderpoel binnen, met een paar mensen die tot hun bovenbenen in de smurrie staan en daar hard om moeten lachen. „Mijn broertje heeft kaartjes over voor een mud run. Heb je zin om mee te gaan?” appt mijn vriendin Pieternel erbij. Geen idee waarom ik ja zeg, maar iets in dit voorstel trekt mij aan. Misschien is het de modder.
Twee maanden later staan we op een zaterdag vlak voor een hoge houten muur te wachten op de start. Het parcours is uitgezet bij een recreatiegebied in de buurt van het Gelderse Wijchen. In de lente- en herfstmaanden vinden er wel meer van dit soort mud runs plaats: evenementen waarbij je 7, 13, 19 of 42 kilometer ‘rent’ (tussendoor lopen is ook prima) en onderweg allerlei obstakels moet overwinnen. Met als extraatje overal modder. Naast de gewone edities is er ook een familieversie van 4 kilometer waar kinderen aan mee kunnen doen.
Terug naar de start. De groep mensen om ons heen staat wat nerveus te springen of met de armen te zwaaien. Het is fris; gelukkig heb ik onder mijn sportoutfit thermokleding aan. Terwijl de laatste minuten wegtikken, bespreken we onze strategie om over de houten muur heen te komen. Aan de zijkant is een stellage gebouwd die we kunnen gebruiken als opstapje. Dan klinkt het startschot en is het meteen chaos. Terwijl ik mezelf omhoogwerk en uiteindelijk met veel moeite één been over de muur weet te krijgen, voel ik gelijk een spier protesteren. Help, waar ben ik aan begonnen? Maar tijd om na te denken is er niet, want ik kan lastig op de bovenkant van de muur blijven zitten.
Na een kort tochtje door het bos komen we op een open plek waar een aantal evenwichtsbalken is opgesteld. „Jullie moeten met z’n tweeën op de balk. Degene die als eerste de ander op de grond weet te krijgen, wint!” legt een medewerker van Strong Viking, de organisator van het evenement, uit. Bloedfanatiek grijp ik de rubberen knuppel vast die we als hulpmiddel mogen gebruiken. Na wat schermutselingen vallen we helaas allebei tegelijk op de grond. De eerste moddervegen zijn binnen.
Voor ‘straf’ moeten we tien burpees doen, een sportoefening waarbij je vanuit push-uppositie opspringt en dan weer zakt in dezelfde houding. Nog napuffend lopen we verder.
Voetje geven
Verderop dreigt een grote modderpoel. Eromheen lopen is geen optie, daar heeft de organisatie rekening mee gehouden. Wie slim is, blijft aan de ondiepe zijkant en houdt het zo droog mogelijk. Een man uit het groepje voor ons heeft minder geluk; hij verliest zijn evenwicht en valt achterover het water in. Om zijn leed te verzachten springt een aantal groepsgenoten hem maar achterna.
We zijn 3 kilometer verder en het is allemaal nog aardig vol te houden. Tussen de obstakels door lopen mijn vriendin en ik op een sukkeldrafje en hebben we alle tijd om bij te praten over werk, het leven, klusperikelen en wat er nog meer voorbijkomt. Maar dan begint het allemaal wat uitdagender te worden. Eerst is daar alweer een hoge muur om overheen te klimmen. Alleen zijn er deze keer geen touwen of opstapjes die ons verder kunnen helpen. Wat nu? Dan wordt er een spontaan plan bedacht door een paar sterke mannen; zij gaan onderaan de muur staan en vouwen hun handen in elkaar zodat ze iedereen een voetje kunnen geven. Ik klauter via handen en schouders omhoog en word bovenaan de muur weer verder gehesen door een paar anderen. Mijn bemodderde schoenen laten overal vegen achter, maar excuses zijn niet nodig. „Vies worden we toch wel!” klinkt het opgeruimd.
Het valt me op dat iedereen elkaar helpt, ook mensen die elkaar niet kennen. Misschien komt dat omdat je in zware omstandigheden nou eenmaal op elkaar bent aangewezen. Of omdat er geen sprake is van een wedstrijd en er dus geen competitief element in zit. Het enige doel is om het parcours te halen. Onderweg staan hier en daar medewerkers, maar je wordt niet verplicht om alle obstakels te overwinnen. Dat laten ze meer aan je eigen eergevoel over.
Hoe dan ook, het hele gebeuren is goed voor mijn vertrouwen in de mensheid. Zonder hulp was ik sowieso nooit over deze muur gekomen.
Prikkeldraad
Tot nu toe zijn we nog aardig schoon gebleven, maar dan stuiten we op de beruchte tijgerbaan, ook wel bekend van defensietrainingen. Tussen houten paaltjes is laag prikkeldraad gespannen en daar moeten we onderdoor tijgeren. In de modder uiteraard.
Even aarzel ik, maar dan plof ik op de grond. Vies worden maar, er is geen ontkomen meer aan. Na wat gegriezel –het voelt niet heel plezierig om met je handen vol in de modder te grijpen– is het ook wel weer leuk. Ik denk terug aan mijn kindertijd, toen ik nog vol enthousiasme in plassen sprong, zandkastelen maakte en slakken oppakte om een huisje voor ze te maken. Sinds wanneer ben ik eigenlijk zo bang om vies te worden?
Wie het tijgeren professioneel wil aanpakken, moet zich op ellebogen en knieën voortbewegen om zo min mogelijk vies te worden. Wij schuiven uit angst voor het prikkeldraad vooral op onze buik. Dat werkt ook, tenzij je een hoge knot draagt. Terwijl ik in volle concentratie vooruit schuif, hoor ik achter me gelach en gegil. Mijn vriendin is met haar kapsel in het prikkeldraad blijven hangen. Ik ontrafel de knot en we kunnen weer verder. Aan het eind van de baan blijft er heel wat extra gewicht in de vorm van modder aan onze kleren hangen. Beetje afkloppen maar en weer verder.
Schoen
Inmiddels is de zon weg en begint het licht te waaien. Onze natte kleding helpt ook niet echt mee om het comfortabel te houden, dus we gaan expres wat harder rennen om warm te blijven. Dan zien we alwéér een enorme modderpoel, deze keer ook een vrij diepe, aan het geploeter van de andere deelnemers te zien.
Over een strategie denk ik niet echt meer na, ik ren er maar gewoon in met de gedachte om er zo snel mogelijk weer uit te waden. Foute beslissing. Terwijl mijn vriendin gestaag vorderingen maakt, maak ik een verkeerde stap en zak ik langzaam veel te diep weg. De modder zuigt en trekt aan mijn benen. Hoeveel kracht ik ook zet, ik kom geen stap verder. Na wat geploeter valt mijn wanhopige blik blijkbaar op bij anderen, want ik krijg hulp van twee mensen die uit alle macht aan mijn armen trekken. De situatie werkt op mijn lachspieren en dat helpt ook niet echt mee om eruit te komen. Na een flinke ruk plop ik toch los. Helaas zonder rechterschoen; die is ergens in de diepte achtergebleven.
Later thuis lees ik op de website van de organisatie dat er elk jaar heel wat voorwerpen in de diepe modderpoel achterblijven; van schoenen tot brillen en petjes. Gelukkig ben ik dus niet de enige die dit overkomt.
Op twee sokken en een schoen verder rennen werkt niet echt, dus trek ik mijn andere schoen ook maar uit. Gelukkig naderen we het einde. Op sokken ren ik een grasveld over. Dan moeten we een tunnel doorkruipen, wat niet handig is met een linkerschoen in mijn hand. Ergens halverwege ben ik er klaar mee en dump ik het schoeisel in een zijtunneltje. Dat ruimen ze later wel op.
Blauwe plekken
Na twee laatste hindernissen –een klimbaan en een plek waar we een zwaar gewicht omhoog moeten zien te krijgen, iets wat alleen lukt door met al ons lichaamsgewicht aan het touw te gaan hangen– is de finish in zicht. Bovenaan een grote houten trap. We worstelen ons omhoog en geven elkaar een high five. Ik ben moe, voel me beurs en ik heb koude voeten. Mijn sokken zijn niet meer te zien door alle modder die zich eromheen heeft verzameld. Toch geeft het ook een heel goed gevoel dat het gelukt is. We hebben toch maar mooi die obstakels overwonnen. Misschien is dat gevoel ook wel de reden dat ik mee wilde doen. Je kunt altijd meer dan je denkt en anders help je elkaar er wel doorheen.
Die avond is aan de blauwe plekken op mijn benen te zien dat ik een serieuze prestatie heb geleverd. „Zit jij er ook zo onder?” appt de vriendin. Toch nemen we ons voor om de volgende keer weer mee te doen. Al gaan we dan misschien voor het kinderparcours, want dat is leuk voor haar kinderen. En stiekem ook een beetje voor onszelf, want dan zijn die obstakels niet zo hoog.