Akkoord jeugdzorg stap dichterbij
Staatssecretaris Maarten van Ooijen (Jeugdzorg) en de gemeenten zijn het na maandenlang onderhandelen in beginsel eens geworden over het jeugdzorgbudget.
Doordat de twee daarover van mening verschilden, stagneerden ook de gesprekken tussen beide partijen over de zogenoemde Hervormingsagenda. Die zou de jeugdzorg effectiever en toekomstbestendiger moeten maken. Het gaat daarbij onder meer om het terugdringen van de wachtlijsten en het verminderen van de bureaucratie. Een andere uitdaging is het verlagen van het beroep op de zogenaamde lichte jeugdzorg, zodat er voldoende middelen beschikbaar blijven voor jongeren met complexe hulpvragen. Ook wil Van Ooijen samen met de gemeenten bezien of het toch niet beter is dat complexe zorg weer regionaal of zelfs landelijk moet worden ingekocht.
Sinds de laatste stelselwijziging van 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Al snel na 2015 liep dat uit op onenigheid met het Rijk over de vraag hoe de stijgende kosten in de hand te houden. In 2020 oordeelde een arbitragecommissie dat het Rijk met extra geld over de brug moest komen. Als gemeenten daarnaast verbetermaatregelen zouden treffen, zou het budget gaandeweg ook weer omlaag kunnen, aldus de commissie. Volgens het kabinet kwam het erop neer dat er een besparing kon worden ingeboekt die tot 2025 zou oplopen tot 1,1 miljard. De essentie van het dinsdag bereikte principeakkoord is dat die ingreep wordt verzacht met 385 miljoen euro. De VNG-ledenraad moet daar nog wel mee instemmen.
De VNG-woordvoerder, wethouder Dortmans uit Helmond, sprak dinsdag van een goede eerste stap, maar legde wel een voorbehoud op tafel: het Rijk moet ook duidelijk maken hoe de financiering na 2025 wordt geregeld.
Van Ooijen verwacht dat er na het doorbreken van de impasse „binnen afzienbare tijd” ook een inhoudelijk akkoord ligt over de hervormingsagenda. Een harde deadline durfde hij dinsdag nog niet te noemen.
Over de eventuele invoering van een eigen bijdrage voor de jeugdzorg wordt nog geen besluit genomen, zegt Van Ooijen, wel over het al dan niet inperken van de behandelduur.