Lichthinder niet oplossen ten koste van veiligheid
Bijna de helft (44 procent) van Nederlanders vindt dat de straatverlichting na middernacht best uit kan om lichthinder terug te dringen. Maar hoewel Nederland graag in het donker slaapt, mag de aanpak van nachtelijke lichtoverlast niet ten koste gaan van de veiligheid.
Nederland is „een van de meest lichtvervuilde gebieden ter wereld", stelden onderzoekers van Alterra woensdag in hun rapport Donkere nachten. In opdracht van Stichting Natuur en Milieu (SNM) en twaalf provinciale milieufederaties hebben zij onderzocht hoe mensen aankijken tegen donkere nachten en lichtvervuiling.
Gebleken is dat een kleine meerderheid vindt dat het ’s avonds donker genoeg is. Maar 40 procent zegt wel eens last te hebben van nachtelijk kunstlicht op straat. Vooral felle koplampen van voorbijrijdende auto’s irriteren. Reclameverlichting, laserlicht van discotheken en verlichting van kassen zijn een aanzienlijk kleinere bron van ergernis.
Nederlanders zijn best bereid om de Hollandse nachten weer donker te maken. Een flink deel wil hiervoor zelfs de straatlantaarns doven na middernacht. Maar tegelijkertijd mag het ook niet te donker worden. Verlichting zorgt ook voor sociale veiligheid op straat en in het verkeer. „Veiligheid scoort hoog bij de acceptatie van licht."
De Raad voor Ruimtelijk, Milieu– en Natuuronderzoek (RMNO), die woensdag op de conferentie ’Mooi licht, mooi donker’ in Kootwijk zijn gelijknamige studie presenteerde, komt tot eenzelfde conclusie. Driekwart van de ondervraagden blijkt als beveiliging de buitenkant van het huis te verlichten. „Voldoende verlichting geeft vaak een veilig gevoel, vooral bij vrouwen: 37 procent van de vrouwen voelt zich onveilig in het donker", concludeert de Raad na onderzoek in Drenthe.
De RMNO heeft verder gekeken of lichthinder is aan te pakken. Rijk, provincies en gemeenten hebben best mogelijkheden om de grote lichtuitstoot tegen te gaan, maar maken daar amper gebruik van. Canada, Italië, Tsjechië en Belgie lopen volgens de onderzoekers voor op Nederland omdat deze landen concrete wetgeving hebben op dit gebied.
Staatssecretaris Van Geel van Milieu vindt dat in de eerste plaats gemeenten en provincies aan de slag moeten tegen lichthinder. Bij de ontvangst van de twee rapporten zei hij niet van plan te zijn met landelijke regels de Nederlandse lichtshow aan te pakken. „Nederland is het zonnetje op elke Europese satellietfoto. Er zijn geen nationale of Europese normen die aangeven hoeveel licht ’s avonds en ’s nachts acceptabel is. Dat is wat mij betreft een uitgelezen taak voor lokale overheden."
SNM en de milieufederaties willen graag meer aandacht voor lichthinder omdat die het leven in natuurgebieden verstoort. Ook mensen ondervinden er hinder van. In navolging van de bestaande stiltegebieden in de natuur tegen geluidsoverlast zouden volgens de organisaties ook ’donkere gebieden’, zoals Canada die kent, aangewezen moeten worden. Van Geel stelde dat de Veluwe al is aangewezen als „donkertegebied".
Het idee voor deze donkergebieden kan rekenen op steun van tweederde van de Nederlanders. SNM en de milieufederaties vinden dat iedere provincie uiterlijk in 2006 van deze gebieden moet hebben aangewezen. Vooral natuurgebieden moeten zo weer echt donker worden.