Meditatie: Gelijkheid
1 Korinthe 15:4
„En dat Hij is begraven, en dat Hij opgewekt ten derde dage, naar de Schriften.”
Christus is de Oorzaak, de Fontein, het Voorbeeld en het Doel van alle heil van de gelovigen. Er is een gelijkheid tussen de tarwekorrels, zo is er ook een gelijkheid tussen Christus en Zijn mede-erfgenamen. In een ieder is Zijn gestalte: in allen straalt Zijn beeld en gelijkenis af. Hij is de Eerstgeborene onder vele broeders (Romeinen 8:29) en zij worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid (2 Korinthe 3:18).
Zoals Christus nu door lijden volmaakt is en door de dood ingegaan is in het eeuwige leven, zo moeten ook de leden van Jezus’ lichaam, hun Hoofd, hierin navolgen; niet tot enige genoegdoening. Want Jezus heeft de schuld volkomen betaald door Zijn kruisdood. Zo kunnen de gunstgenoten Gods niet ingaan in het heilige gelukzalige leven dan alleen door het sterven van de oude mens, die gekruisigd moet worden (Romeinen 6:6 en Galaten 5:24). Het lichaam der zonde en van de dood moet uitgetrokken worden (Kolossenzen 2:11 en 3:9, Efeze 4:22). Gelijk Christus Zich gewillig en zonder tegenspreken aan allerlei lijden en bittere verdrukking heeft overgegeven (Jesaja 50:56 en 53:7), zo moet een leerling van Christus volvaardig zijn om zich aan alles te onderwerpen, om alles wat God over hem brengen zal met vreugde en gewilligheid te omhelzen en op zich te nemen (Romeinen 8:17-18, Kolossenzen 1:24 en 2 Timotheüs 2:12).
Frederik van Houten, predikant te Middelburg
(”Het weergaloos groot Goed”, 1725)