„Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht.”

Christus moest als een onreine afgesneden worden (Jesaja 53:3). Zo is Hij Borg! De heidenen moesten in de gemeenschap van de gezegende Abraham gebracht worden, en op dezelfde wijze God verheerlijken als Abraham in de hemel. Christus’ vlees was een voorhangsel, dat de aarde van de hemel afscheidde. Als de heidenen zouden gebracht worden in de hemel bij Abraham, dan moest dat voorhangsel gescheurd en een verse en levendige weg ingewijd worden, om toe te treden tot de troon der genade. Dit rust op de dood van de Middelaar. De heidenen moesten tot de vrije Sara gebracht worden, wanneer zij in de vrijheid van het Nieuwe Testament zouden overgaan.

Dit is een heerlijk gezicht van diepe verborgenheden. Ziet dan: de hoog geduchte majesteit van God, en de onverdraaglijke gloed van Zijn heiligheid, gerechtigheid en waarheid. God kon Zich niet verheerlijken in de zaligheid van de zondaar, de Zoon kon geen Koninkrijk noch heerschappij hebben over een verlost en gereinigd erfvolk, de Heilige Geest kon de verloren zondaar niet herscheppen, en als Zijn tempel bewonen, en Jehova kon geen zondaar verdragen, en in Zijn lankmoedigheid weldoen, noch de wereld laten staan en onderhouden, als de Zoon van God niet zou sterven. Hier zien we de grootheid van Gods algenoegzaamheid. Uit die volheid en rijkdom van Zijn heerlijkheid kan Hij dat algenoegzaam Middel der verlossing schenken aan Zijn uitverkoren erfdeel.

Frederik van Houten,
predikant te Middelburg

(”Het weergaloos groot Goed”, 1725)