Rwanda-tribunaal kan moeilijk getuigen krijgen
Het VN-tribunaal voor de Rwandese genocide van 1994 in het Tanzaniaanse Arusha heeft moeite om getuigen zover te krijgen dat zij voor de rechtbank komen om verklaringen af te leggen.
Op de zitting van maandag in het proces tegen de voormalige Rwandese burgemeester Laurent Semanza kwamen vijf van de zes getuigen niet opdagen.
Het probleem is het gevolg van de op 24 januari genomen beslissing van twee organisaties die overlevenden van de genocide vertegenwoordigen om niet langer samen te werken met het Internationale Oorlogstribunaal voor Rwanda, zegt Vahidy Saleem, hoofd van de sectie getuigen- en slachtofferondersteuning van het tribunaal.
Volgens de organisaties Ibuka en Avega werken verdachten van de genocide bij het tribunaal en bedreigen ze potentiële getuigen, een beschuldiging die het tribunaal tegenspreekt. Rechters van het tribunaal hebben er bij beide organisaties op aangedrongen hun beslissing te herzien. „Als we geen getuigen hebben, kan de rechtszaak niet doorgaan zoals dat in het mandaat van de VN-veiligheidsraad is vastgelegd”, zegt rechter Lloyd Williams. Vooralsnog wil Avega de samenwerking alleen voortzetten wanneer de verdachten zijn gearresteerd en veroordeeld.
Het Rwanda-tribunaal is opgericht in 1995, een jaar nadat meer dan 500.000 Tutsi’s en politiek gematigde Hutu’s werden vermoord door de Hutu-meerderheid in een door de regering op touw gezette volkerenmoord. Op dit moment verblijven 56 verdachten in VN-detentie in Arusha en lopen er zeven rechtszaken voor zeventien gedaagden. Tot nu toe heeft het tribunaal acht mensen veroordeeld en één vrijgesproken. De veroordeelden zitten hun straf uit in het West-Afrikaanse land Mali.