Na twintig jaar blijven wapens Irak een raadsel
Zeker, de oorlog van Rusland tegen Oekraïne is gruwelijk. Je wenst geen moeder toe om overhaast het land met de kinderen te moeten verlaten en de vader aan het front achter te laten.
En toch, het verhaal rond deze oorlog blijft eenvoudig: de Russische inval is een grove schending van de Oekraïense zelfstandigheid. President Vladimir Poetin mag zich ergeren aan het Westen en Kyiv (misschien heeft hij daar ook goede redenen voor), maar toch: deze oorlog blijft een misdrijf.
Veel minder eenvoudig vond ik dat twintig jaar geleden rond de oorlog in Irak. Op de redactie van het Reformatorisch Dagblad zagen we maandenlang hoe de druk werd opgevoerd. De Amerikaanse president George W. Bush probeerde zoveel mogelijk NAVO-bondgenoten achter een aanvalsplan te krijgen. Uiteindelijk kreeg hij eigenlijk alleen de Britse premier Tony Blair mee.
Wat was het verhaal? De Iraakse leider Saddam Hussein had grondstoffen voor massavernietigingswapens. Volgens de Verenigde Naties moest hij die laten inspecteren. Eerst liet hij inspecteurs toe –ook al dwarsboomde hij ze wel aan alle kanten– maar in 1998 gooide hij de deur in het slot.
Een paar jaar lang leek hij daarmee weg te komen. Tot de terreuraanslagen op 11 september 2001 in New York. De VN-Veiligheidsraad nam toen snel een resolutie aan die mandaat gaf om Afghanistan binnen te vallen. Maar president Bush wilde verder. Hij beschuldigde Irak ervan terroristen te huisvesten. Alleen een inval zou dat blokkeren.
Aanvankelijk ging het Bush niet eens om massavernietigingswapens. Die kwamen erbij om de bondgenoten over de streep te trekken. De dreiging van deze wapens groeide zo’n beetje per dag.
Veel rapporten (ook van inlichtingendiensten) gingen ervan uit dat Irak die wapens nog altijd had. De Nederlandse regering volgde echter een andere lijn. Toenmalig minister De Hoop Scheffer (Buitenlandse Zaken) zei dat Saddam zich door zijn blokkade op inspecteurs schuldig maakte aan schending van het internationaal recht, wat tot „serieuze consequenties” moest leiden. Persoonlijk vond ik dat overtuigend.
Voor ons als christelijke krant kwam daar nog iets bij: president Bush was iemand die dicht aanschurkte tegen de evangelicalen. Veel critici vielen hem daarop aan. Juist daarom deden wij extra moeite hem te begrijpen.
Twintig jaar later blijft het een raadsel of die massavernietigingswapens er nu wel of niet waren. Zijn we misleid? Sommigen zeggen dat Bush en Blair samen hadden afgesproken erover te liegen. Zoiets vind ik nu oppervlakkig. Die twee spraken elkaar nooit zonder dat er medewerkers bij waren. Een complot zou zeker uitlekken, maar dat is nooit gebeurd.
Dat geeft mij de indruk dat Bush en Blair oprecht handelden. Hoewel ik er wel bij moet zeggen dat de regeringen in Londen als Washington de harde feiten van inlichtingendiensten bewust hebben overdreven. Dat wel.
Die wapens blijven een raadsel. Maar we weten na twintig jaar wel dit: oorlog voeren valt altijd tegen. Daar is geen uitzondering op: niet in Irak, niet in Afghanistan en vandaag ook niet in Oekraïne. Daarom: laten we de vrede dienen.