Aanleiding daarvoor zijn de rellen op 17 februari in de hoofdstad Paramaribo, waar demonstranten het parlement bestormden tijdens een protest tegen het regeringsbeleid. Ook waren er vernielingen en plunderingen in de stad. De politie herstelde de orde aan het eind van de dag maar de Surinaamse minister van Justitie Kenneth Amoksi gaf toe dat de politie niet goed was voorbereid op de onlusten. Naast Nederland vroeg Suriname ook andere landen om materiaal en expertise.

Onder de bevolking groeit de onvrede vanwege de slechte economische situatie die al vele jaren duurt. Santokhi heeft onder druk van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) ingrijpende maatregelen moeten nemen waardoor mensen minder subsidie krijgen op brandstof, gas en elektriciteit. De inflatie is daarnaast enorm, vorig jaar gemiddeld 55 procent, en groenten en fruit werden 80 procent duurder in vergelijking met 2021, schrijft Hoekstra.

De minister wijst erop dat Nederland al in de maanden voor de onrust meerdere donaties heeft gedaan aan de Surinaamse politie en gevangenissen. Het ging onder meer om middelen voor forensische opsporing. Nu is onderzocht waar Suriname op dit moment acute behoefte aan heeft. Het kabinet blijft naast de te leveren schilden en beschermende kleding kijken of er meer spullen zijn te doneren uit de Nederlandse voorraden.

Daarnaast wijst Hoekstra op het Makandra-programma waarin Nederland bijvoorbeeld trainingen geeft op verschillende terreinen in Suriname. In dat potje zit 10 miljoen euro. Bekeken wordt of deze samenwerking kan worden geïntensiveerd voor de veiligheidsdiensten.